Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Voor deze Nederlandse moordmysteries gaan rechercheurs tot het uiterste

Uit de editie van 16 september 2020: Het zijn zaken die soms amper het nieuws halen. Maar voor de politie vormt elke onbekende dode een grote uitdaging. Gedreven door de overtuiging dat ergens op de wereld iemand wacht op een teken van leven, zetten rechercheurs alles op alles om deze zaken op te lossen. Zelfs al gaan er tientallen jaren overheen. “Steeds als ik langs de plek kom waar de man begraven ligt, is het of hij zegt: Hé Kees, je bent me niet vergeten, hè? Ik lig hier nog en ik moet een naam hebben...”

Deze Nederlandse moordmysteries houden de politie bezig

Zaak 1: Voor de trein

Dinsdag 9 juni 2020. Het altijd drukke Centraal Station In Utrecht gaat schuil onder een dik wolkendek en de thermometer blijft steken op zo’n 17 graden.

De hete zomer van 2020 laat duidelijk nog even op zich wachten. Binnen in het station slaat niemand acht op een donkere man van middelbare leeftijd, die ogenschijnlijk doelloos door het complex zwerft. Hij is gewoon een van de bijna 200.000 mensen die dagelijks via Utrecht CS naar hun bestemming reizen. Urenlang loopt de man met grijze pet en opvallende rood-wit-blauw geblokte jack rond, om uiteindelijk om 18.45 uur op perron 18 zijn bestemming te kiezen. Zijn láátste bestemming. Want tot afschuw van omstanders springt de man voor de inkomende trein. Hij is op slag dood. Het komt helaas vaker voor, wekelijks zelfs. Zo’n tweehonderd keer per jaar maken mensen ergens in Nederland op een spoortraject een einde aan hun leven. Doorgaans is het al vrij snel bekend om wie het gaat, maar in deze Utrechtse zaak staat de politie meteen al voor een raadsel. Het slachtoffer blijkt namelijk niets bij zich te hebben waarmee zijn identiteit kan worden vastgesteld. Als een Utrechtse rechercheur de zaak krijgt voorgelegd, lijkt dat in eerste instantie een routineklus. Maar nu, maanden later, liggen de kaarten er heel anders voor. “We hebben nog steeds geen idee wie hij was. Geen naam, geen leeftijd, geen afkomst, zelfs geen aanwijzing waarom hij naar Utrecht was gekomen. Helemaal niets.”

Het dossier dat de naam Nomen nescio (Latijn voor: naam onbekend) meekreeg, raakt de Utrechtse rechercheur. Hij is als rechercheur veel gewend, maar dat iemand zijn laatste rustplaats heeft gevonden in een naamloos graf zit hem niet lekker.

“Er is in ieder geval nog wel een waardig afscheid geweest, op begraafplaats St. Barbara in Utrecht. De gemeente Utrecht heeft dat georganiseerd, studenten hebben de kist gedragen. Op het graf staat een bordje met: Rust in vrede.

Naam onbekend. Maar het gaat ons er uiteindelijk om dat we hem zijn werkelijke naam kunnen geven. Ergens op de wereld moeten er mensen zijn die hem kennen en die misschien wel naar hem op zoek zijn. Dat drijft mij om al het mogelijke te doen.”

Het onderzoek begint op dinsdag 9 juni met de gebruikelijke stappen. Er wordt gekeken naar overeenkomsten met vermiste personen in binnen- en buitenland. Het levert niets op. Vervolgens worden de vingerafdrukken en het dna van de man door de Europese databank gehaald, maar ook dat blijft zonder resultaat. In de Nederlandse media en op de site van de politie verschijnen foto’s van de man en een uitgebreide beschrijving van zijn kleding. Weer is er niemand die erop aanslaat. “Het was al snel duidelijk dat het een lastige klus ging worden,” zegt de rechercheur. “Daarbij hadden we de pech dat zijn kleding en schoenen massaproducten waren die in veel landen zijn verkocht. Het bleek geen doen meer om de verkooppunten te achterhalen.”

Een volgende stap is het reconstrueren van de laatste dag van het slachtoffer. Omdat in alle stations camera's hangen, slagen medewerkers van de NS er vrij snel in om het slachtoffer in beeld te krijgen. De Utrechtse rechercheur: “De man bleek in eerste instantie met de hogesnelheidslijn ICE vanuit Duitsland naar Amsterdam te zijn gereisd. Uit de videobeelden bleek dat het slachtoffer daar rond 13.30 uur met een NS-medewerker had gesproken. Dat was interessant voor me, want wellicht herinnerde hij zich bepaalde details, zoals de taal van de man. Maar helaas, voor de NS-medewerker was het slachtoffer een van de vele passanten die hem dagelijks aanspreken. Hij kon zich niets van het gesprek herinneren.”

Na het korte verblijf in Amsterdam stapt de man opnieuw in de trein, zo blijkt uit de beelden, en reist hij naar Utrecht CS. Daar dwaalt hij uren doelloos rond.

'Ergens op de wereld moeten er mensen zijn die hem kennen en die misschien wel naar hem op zoek zijn. Dat drijft mij om al het mogelijke te doen'

De rechercheur: “Wat daarbij vooral opvalt is dat hij steeds een rood, plastic tasje bij zich draagt. Op een gegeven moment raakt hij in gesprek met een dakloze man, aan wie hij iets lijkt te overhandigen. We konden niet zien wat, daarvoor waren de beelden niet duidelijk genoeg. Wel zijn we erin geslaagd om de dakloze man op te sporen, maar helaas wist ook hij zich niets van het voorval te herinneren.

Naar de inhoud van het tasje kunnen we slechts nog raden. De man heeft het op enig moment tijdens zijn dwaaltocht door het station weggegooid. We denken te weten waar dat ongeveer moet zijn geweest, maar toen we daar achter kwamen, waren de prullenbakken al geleegd. Kort nadat de man zich van het tasje had ontdaan, sprong hij voor de trein.” Omdat de treinreis van het slachtoffer ergens in Duitsland was begonnen, vraagt de Utrechtse rechercheur om hulp bij de oosterburen. Ook daar blijken beelden te zijn. “Daaruit bleek dat hij in Keulen de trein naar Amsterdam heeft genomen, maar daarmee waren natuurlijk nog niet alle vragen beantwoord. Kwam hij wel uit Duitsland? Of was hij op doorreis?

Van waaruit is hij naar Keulen gereisd?” De rechercheur zucht diep. Het zijn vragen waarop ook zijn Duitse collega’s geen antwoord hadden. En zo bevat het dossier inmiddels meer vragen dan antwoorden. Een van de mysteries is een groot geldbedrag dat in een broekzak van het slachtoffer werd aangetroffen, bij elkaar ruim 1000 euro. “De bankbiljetten hadden opeenvolgende nummers, dus hij moet ergens hebben gepind.

Maar waar? Ook dat hebben we niet kunnen achterhalen.”

Wie is deze man, die op het ene moment nog voorzichtig met een mondkapje door het Utrechtse station dwaalde en kort daarna besloot voor de trein te springen? Waar liggen zijn roots, wat bracht hem naar Utrecht en wie is er mogelijk naar hem op zoek? Het zijn vragen die vrijwel dagelijks bij de rechercheur door het hoofd spoken. “Het zou een vluchteling kunnen zijn die zijn weg zocht in Europa. Het is maar een aanname, maar het zou wel kunnen verklaren waarom zijn identiteit vooralsnog een raadsel blijft. Hoewel we in deze zaak veel hebben gedaan, geef ik de moed nog niet op. Dossier Nomen nescio blijft nog wel even op mijn bureau liggen.”

Een paar kledingstukken als stille getuigen van een zelfverkozen dood.

Zaak 2: Remmen kon niet meer

Donderdag 12 maart 1992. Het is het jaar van de Bijlmerramp en de crash van een Martinair-vliegtuig in het Portugese Faro. Grote gebeurtenissen die wereldnieuws werden. Niet verwonderlijk dat een incident op het spoor tussen Wehl en Didam nauwelijks aandacht krijgt. Maar voor Kees Pauw, destijds werkzaam als rechercheur in het gebied, staat de gebeurtenis voor altijd in het geheugen gegrift. Het gebeurt rond 23.40 uur, als een machinist in het donkere bosgebied opeens een man op het spoor ziet staan. Remmen kan niet meer. Een doffe klap maakt duidelijk dat de man het niet heeft overleefd. “Voor mij stond het eigenlijk al snel vast dat het geen zelfmoord was,” aldus Pauw, die onlangs in Opsporing Verzocht aandacht vroeg voor deze coldcase. “Iemand die bewust uit het leven stapt, laat op de een of andere manier sporen na, bijvoorbeeld een boodschap voor de achterblijvers. Iets als: ik ben er niet meer, je hoeft me niet te zoeken. Maar dat is er niet, daarom denk ik dat hij voor de trein is gezet.”

Pauw (foto links) wordt gesterkt in zijn overtuiging door de vreemde omstandigheden rond het incident. Zo bleken alle merklabels uit de kleding te zijn geknipt en had de man helemaal niets bij zich, geen sleutels, geen ring, geen papieren.

“En dan is het ook nog eens gebeurd op een plek waar je niet zomaar komt. Het is heel donker en afgelegen. Hoe is hij daar terechtgekomen? Waarom precies daar?” De enige aanknopingspunten waar de rechercheur het mee moest doen waren het signalement (man, tussen de 40 en 60 jaar, blank, fors postuur en donkerblond achterover gekamd haar) en een beschrijving van de kleding. In 2000 is het stoffelijk overschot opgegraven voor nieuw dnaonderzoek, maar dit leidde niet tot een match met de Nederlandse en internationale databanken.

Toch heeft Kees Pauw de hoop nog niet opgegeven. “Steeds als ik met de trein reis, kom ik langs de plek waar de man begraven ligt. Het is of hij iedere keer zegt: Hé Kees, je bent me niet vergeten, hè? Ik lig hier nog en ik moet een naam hebben. Mijn familie moet weten dat ik nooit meer thuiskom. Dat is mijn drijfveer.”

Zaak 3: Gedumpt als oud vuil

De Anthoniekade in het Zeeuwse Westdorpe is een plek waar je niet zo snel terechtkomt. Je moet er bekend zijn, of daar een doel hebben. De locatie ligt nog net in Nederland, je hoeft maar een paar meter te lopen om in België terecht te komen. Het is hier waar op 22 juni 2019 het stoffelijk overschot van een vrouw wordt gevonden. Ze is blank, tussen de 50 en 65 jaar oud en heeft rossig haar. Haar naakte lichaam vertoont een schotwond. Voor de politie reden om het gebied af te zetten en over te dragen aan de specialisten van de Forensische Opsporing.

Uit het onderzoek op de plaats delict blijkt dat de vrouw er hooguit een dag of twee heeft gelegen. Naast het lichaam ligt een vuilniszak van de supermarktketen Intermarché. Over de inhoud ervan wil de politie niets zeggen, maar het staat vast dat de zak aan het slachtoffer kan worden gelinkt. De uiterlijke kenmerken van de vrouw helpen de politie niet veel verder. Ze had geen tatoeages of andere opvallende kenmerken, behalve dan dat haar teennagels netjes waren gelakt.

Toch vertrouwt de politie er in die eerste weken van het onderzoek op dat de naam van de vrouw snel bekend zal worden. Het kan toch niet zo zijn dat niemand haar mist? Maar dat blijkt een misrekening, want het blijft akelig stil ondanks talloze oproepen in de media.

Er worden wel wat namen genoemd, onder meer van de vermiste Monika Ritschel en Anne Elisabeth Hagen, maar die blijken het niet te zijn. Uiteraard is de hoop vooral gevestigd op de uitslag van het dna-onderzoek, maar geen van de Nederlandse en internationale databanken leveren een match op.

In de Provinciale Zeeuwse Courant zegt onderzoeksleider Steven Dekkers: “Het feit dat je daar wordt gevonden en naamloos wordt begraven en de wetenschap dat er mensen zijn die van haar hebben gehouden, die hun naaste niet hebben kunnen begraven, maakt de zaak heel erg wrang. Je bent politieman, dat zijn we allemaal en we zijn wel wat gewend. Maar we zijn ook mensen. Het grijpt ons allemaal aan. Als je aan je eigen dierbaren denkt, dan voelt iedereen wel aan hoe ontzettend triest deze zaak is.”

Ruim een jaar na de vondst van het stoffelijk overschot is de identiteit van de vrouw nog altijd onbekend.

'Voor mij stond eigenlijk al snel vast dat het geen zelfmoord was. Ik denk dat hij voor de trein is gezet'

Zaak 4: De Schiedamse kofferdode

Aan dossiers geen gebrek bij het coldcaseteam van de politie Rotterdam. Teamchef René Bergwerffkent ze allemaal en vindt ze stuk voor stuk even belangrijk. En toch is er één zaak die maar in zijn hoofd blijft spoken: de Schiedamse koffermoord.

“Dat dossier staat hoog op mijn wensenlijst om opgelost te krijgen,” zegt Bergwerff.

“Het laat me niet los.”

Het is woensdag 12 oktober 2005 als een plantsoenarbeider een rode koffer uit het water van de Thorbeckesingel in Schiedam opvist. De geur die uit de koffer opstijgt, voorspelt niet veel goeds. Even later, als de politie ter plekke is, geeft de koffer z’n gruwelijke inhoud prijs; het samengevouwen, in een dekbed gewikkelde stoffelijk overschot van een jonge vrouw.

Hoewel de koffer midden in een woonwijk is gedumpt, vindt de politie niemand die daar iets van heeft gezien. En het is niet de enige tegenslag. De vrouw lijkt door niemand te worden gemist en haar dna levert geen enkele match op. De identiteit van de Schiedamse kofferdode is en blijft een raadsel. Haar lichaam rust in graf nummer 159 van begraafplaats Crooswijk. Het dossier ligt inmiddels dus bij het coldcaseteam. Met nieuwe digitale technieken en hulp van de befaamde antropologe Caroline Wilkinson heeft het slachtoffer inmiddels een gezicht gekregen. Hoewel de foto volop aandacht heeft gekregen in de media bleef het stil. “Het is natuurlijk uitermate frustrerend dat je in vijftien jaar tijd niet achter iemands identiteit komt,” zegt Bergwerffmet een blik op de foto, “en dat terwijl er door de jaren heen echt veel energie in is gestoken. Deze vrouw moet toch door iemand worden gemist?”

Over het slachtoffer is vastgesteld dat ze tussen de 16 en 22 jaar oud was. Ze was ongeveer 1,60 meter lang en woog ongeveer 60 kilo. Opvallend was haar slechte gebit. Bergwerff: “Het wekt de indruk dat ze nooit bij een tandarts is geweest en dat kan weer betekenen dat ze niet uit Nederland komt, waarvoor ook nog andere aanwijzingen zijn. Om te beginnen is het al frappant dat er in vijftien jaar niemand in Nederland op deze zaak is aangeslagen.

Maar ook haar kleding is niet echt naar Nederlandse verkoopadressen te herleiden. Voorlopig gaan we ervan uit dat de vrouw mogelijk uit Oost-Europa kwam.” Volgens de teamchef is het nog maar de vraag of het slachtoffer ooit als vermist is opgegeven. “Misschien keek de familie helemaal niet naar deze vrouw om. We zien het wel vaker, vrouwen uit een Oost- Europees land die huis en haard verlaten om hier hun geluk te zoeken. Soms verwatert het contact volledig en wordt een vermissing niet eens opgemerkt. Zoiets zou in deze zaak ook kunnen spelen.”

Het onderzoek naar de identiteit van het slachtoffer is in een cruciale fase beland, met de nieuwe digitale gezichtsreconstructie als belangrijkste hulpmiddel. Het werkgebied is inmiddels verlegd naar onder andere Oost-Europa. “Natuurlijk hopen we uiteindelijk de persoon op te sporen die verantwoordelijk is voor de dood van deze vrouw. Maar zeker zo belangrijk is het vinden van haar identiteit. Zodat ze ruim dertien jaar na dato alsnog een waardige laatste rustplaats krijgt en haar familie wellicht uit een tergende onzekerheid kan worden verlost.”

Misdaad
  • Opsporing Verzocht e.a.