Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

20 jaar over de datum: ‘New York is één met z’n doden’

Uit Panorama nr. 39 van 2001: ‘New York is één met z’n doden’

9/11

Er is een tijd vóór 11 september 2001 en een tijd erna; die laatste duurt deze week al 20 jaar. Van de aanslagen in Amerika weet iedereen nog precies waar hij was toen ze plaatsvonden, aanslagen die vooral bekend staan om de datum, ‘9/11’, net als Fourth of July (de dag dat in 1776 de Onafhankelijkheidsverklaring in Amerika werd getekend) en Quatorze Juillet (de dag dat in 1789 de Franse Revolutie ontketende na de bestorming van de Bastille).

Onze verslaggever Jim Schilder woonde destijds om de hoek van het World Trade Center in New York toen twee vliegtuigen zich in die Twin Towers boorden. Twintig jaar later is zijn verslag van de eerste 24 uur na de aanslagen nog steeds onwerkelijk: “Na een dag waarop het WTC verdween in rook, as en stof; na een dag van eindeloos lopen door downtown Manhattan; na een dag van bellen, e-mailen, schrijven en tv-kijken tot een uur of twee in de nacht, is het tijd om naar bed te gaan. Maar van slapen komt niet veel. Onze straat is een favoriete doorgangsroute van ambulances die terugkomen uit het rampgebied op weg naar de ziekenhuizen aan de oostkust van het eiland. Regelmatig komt een colonne van tien tot vijftien ziekenauto’s langs, allemaal met loeiende sirenes, en begeleid door loeiende politiewagens. Terwijl er op straat niemand is om tegen te loeien.” De gevolgen van de aanslagen kennen we: bijna 3000 mensen uit 87 verschillende landen komen om; de jacht op moslimextremisten, en dan voornamelijk die zich hebben aangesloten bij terreurorganisatie Al Qaida die verantwoordelijk wordt gehouden voor de aanslagen, is geopend; Amerika’s begint een zoektocht naar speerpunt nummer 1 Osama bin Laden en valt daarbij Afghanistan binnen. Maar dat weet Jim in die eerste 24 uur nog niet. Zijn realiteit: grote stofwolken die uit de puinhopen van het ineengestorte World Trade Center opstijgen en zijn huis binnendringen: “ ’s Morgens merken we dat de wind gedraaid is. Het stinkt in de woonkamer. Gisteren werden de deprimerende wolken nog naar Brooklyn geblazen, maar nu komt een mistige geelwitte rook onze kant op en een muffe brandlucht dringt het appartement binnen.” New York lag in zak en as, letterlijk:

“Langs de zesbaansweg loop ik richting rook. Regelmatig klinkt applaus als trucks terugkomen van de smeulende resten, gevuld met verwrongen staal, puin en machines. Achter een sleepwagen hangt een verwoeste personenauto van de brandweer. (…) Ter hoogte van Christopher Street staat een enthousiast publiek in de middenberm met borden waarop ‘Vrede’, ‘Bedankt’ en ‘Helden van NY’ staan. Er wordt eindeloos geklapt als er voertuigen langskomen met vermoeide reddingswerkers. Ze zwaaien terug, steken duimen op, op strakke gezichten verschijnt moeizaam een glimlach.”

‘De terroristen zullen ook hebben geweten dat het gebouw makkelijker van buiten was te nemen’

Jim herinnerde zich nog dat hij als fietskoerier weleens enveloppen moest bezorgen in de kantoren van het World Trade Center: “Het was dan een heel gedoe bij de beveiligingsagenten, die eerst bij het bedrijf controleerden of ze wel een boodschapper verwachtten. De terroristen zullen ook hebben geweten dat het gebouw makkelijker van buiten was te nemen.”

Op deze openingsspread van zijn verhaal knielde Jim bij de bloemenzee die bij het rampgebied werd neergelegd. Twintig jaar geleden alweer, maar het voelt als de dag van gisteren.