Even heeft het er de schijn van dat de parketpolitie een kind de rechtszaal binnen escorteert. De Roemeen Mihai* (42) heeft niet alleen de lengte, maar ook het postuur van een 13-jarige, maar zodra hij zijn mond opendoet is alle twijfel weg. Zijn stem klinkt alsof iemand een grindpad aanharkt. Zijn verweerde gezicht wordt omzoomd door een paar uit de kluiten gewassen bakkebaarden. Zijn kuif krult misplaatst vrolijk omhoog.
In het leven van Mihai valt weinig te lachen. Afgelopen augustus kwam hij vanuit Roemenië naar Nederland omdat hij gehoord had dat er hier goedbetaald werk in overvloed was. Dat viel tegen. Amper twee maanden later treffen agenten hem bedelend aan in het centrum van Amsterdam. Ze sturen hem weg met een waarschuwing. In veel gemeenten is bedelen op straat niet verboden, maar in de hoofdstad wel. Bedelaars doen volgens het stadsbestuur ‘afbreuk aan het straatbeeld en dragen bij aan een gevoel van onveiligheid’. Maar daar trekt Mihai zich niets van aan. Een paar weken later wordt hij voor de tweede keer betrapt op bedelen en krijgt hij zijn eerste gebiedsverbod. 24 uur lang mag hij niet in het centrum van Amsterdam komen. Hij krijgt er een stadsplattegrond bij waarop precies staat aangegeven waar hij zich wel en niet mag vertonen. Een paar uur later heeft hij dat verbod al overtreden.
“Hoe kan dat nou?” vraagt de rechter.
“Weet u precies waar het centrum begint en eindigt?” beantwoordt Mihai de vraag met een wedervraag.
“Dat stond toch op die plattegrond?”
“Daar snapte ik helemaal niets van,” beweert Mihai.
De rechter fronst. Dat zo’n verbod de eerste keer niet helemaal duidelijk is, daar wil hij nog in meegaan, maar Mihai overtrad precies zo’n zelfde verbod daarna nóg drie keer. Drie keer in nog geen maand tijd.
“Bent u nog steeds van plan om hier werk te zoeken?” informeert de rechter.
Mihai schudt driftig het hoofd.
“Zodra ze me vrijlaten, ga ik terug naar Roemenië,” zegt hij.
“Heeft u daar familie?” vraagt de rechter.
Ineens rollen er dikke tranen over zijn wangen. Hij wrijft zo hard in zijn ogen dat zijn duim en wijsvinger bijna geheel in zijn schedel verdwijnen. Zwaar geëmotioneerd vertelt hij over zijn vrouw die een jaar geleden overleed en hem achterliet met hun drie kinderen. De jongste van hen, een kind van 4, ligt sinds kort in het ziekenhuis. De andere twee wonen tijdelijk bij zijn zus.
Maar bij het horen van de uitspraak – zes weken cel – klaart zijn humeur ineens radicaal op. Omdat hij al vijf weken in voorarrest zit, kan hij al over een week zijn kinderen in zijn armen sluiten, zo lijkt hij in de gauwigheid te hebben berekend. Dolblij springt hij overeind, pakt de hand van zijn advocate en drukt er een dikke zoen op. De rechter en officier wil hij letterlijk om de nek vliegen, maar zij weten het contact tot een handdruk te beperken. “Libre!” roept de kleine Mihai uitbundig, waarna hij met een glimlach van oor tot oor de zaal verlaat.
Dolblij springt hij overeind, pakt de hand van zijn advocate en drukt er een dikke zoen op
Met een schuldbewuste blik in de ogen kijkt zijn advocate daarna de rechter aan. “Ik denk dat ik straks vervelend nieuws voor hem heb,” zegt ze. “Volgens mij heeft meneer nog het een en ander openstaan...”
*Alle namen in deze rubriek zijn om privacy-redenen gefingeerd.
- Petra Urban