Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Micha Jacobs & Marco van Nugteren

Sportcolumn: 'Tokio, wat vond je er zelf van?'

Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: 'Tokio, wat vond je er zelf van?'

Micha Jacobs & Marco van Nugteren

Micha Jacobs

Natuurlijk heb ik gejuicht voor onze medaillewinnaars (36 stuks!); natuurlijk zat ik ook te vloeken toen Mathieu van der Poel een nietbestaand plankje miste, onze Oranje Leeuwinnen zich totaal onnodig met een penaltytrauma opzadelden en onze wielrensters hun olympische wegwedstrijd om zeep hielpen door een gebrek aan communicatie. Uiteraard kreeg ook ik een brok in mijn keel toen onze Nederlandse marathonloper zijn Belgische trainingsmaat op sleeptouw nam zodat ze allebei een medaille konden winnen, zoals ik ook van onze BMX’ers, baanwielrenners en superatleten genoot (Harrie en Hassan!).

Zo gezien zou je kunnen zeggen dat dit heel normale Olympische Spelen waren, met winnaars en verliezers, maar we weten allemaal dat ze allesbehalve normaal waren. Atleten, trainers en verslaggevers die na een positieve coronatest tien dagen in een gevangenis werden gestopt, al noemde niemand dat een gevangenis, maar een quarantainehotel. Ook geen bewegingsvrijheid voor atleten en pers, omdat zowel Japan als het IOC als de dood was dat er een coronabrandhaard zou ontstaan. Ik heb vaak aan je gedacht toen je daar op je kamertje in Tokio zat.

Tijdens de Spelen van 2012 maakte ik een reportage over het Holland Heineken House in Londen waar het elke dag feest was, of er nu een Nederlandse medaillewinnaar werd gehuldigd of niet. Ook het olympisch park bruiste; tijdens een hockeywedstrijd van de Nederlandse mannen en een wedstrijd van de Britse waterpoloërs, die ik tussen het feesten door mocht bijwonen, zaten de stadions zo goed als vol. Atleten die al klaar waren, moedigden hun landgenoten aan: iedereen wilde ook bij de sluitingsceremonie zijn, om op het middenterrein een feestje te vieren en telefoonnummers uit te wisselen met olympiërs uit andere landen om het feestje voort te zetten in het olympisch dorp. En daarna met kleine oogjes in het vliegtuig naar huis stappen, omdat de koning je graag een hand wilde geven. Nu hing die medaille amper om je nek of je werd al van je bed gelicht, het vliegtuig ingeschopt om na een lange vlucht uiteindelijk in Scheveningen te worden opgewacht door je vader, je moeder, je geliefde en Humberto Tan aan wie je moest vertellen hoe bijzonder het allemaal wel niet was.

Maar hoe bijzonder was het nou werkelijk? Heb je überhaupt iets meegemaakt buiten je hotelkamer en het hockeystadion? Was je niet veel liever thuisgebleven?

Marco van Nugteren

Heel eerlijk? Toen ik na de acht uur durende procedure op het vliegveld van Tokio (om te controleren of ik écht niet met corona was besmet) eindelijk de deur van mijn hotelkamer opentrok, schrok ik me wezenloos. Er stond alleen een bed in. Meer niet. Ik kon wel janken. Een kamer zo groot als een bezemkast was de plek die ik vanwege de historisch strenge regels tweeënhalve week lang alleen met toestemming mocht verlaten. Dat was enkel wanneer ik voor mijn werk als hockeyjournalist in het olympisch hockeystadion moest zijn. Voor de rest was ik verplicht om naar de muren van mijn cel te staren. Om er zeker van te zijn dat ik niet stiekem zou ontsnappen, was er door Tokio 2020 bij de uitgang van het hotel zelfs een bewaker geposteerd. De tafels in de lobby waren beplakt met briefjes waarop in het Engels en in vuurrode hoofdletters stond dat ik daar niet langer mocht zitten dan vijftien minuten. En om het allemaal nóg erger te maken: Hotel Toyo-ko-Inn Kamata Higashi-Guchi had géén restaurant.

“Waar moet ik eten dan?!” stamelde ik in paniek vanachter mijn mondkapje dat ik achttien dagen lang moest dragen (ook dat nog).

“Eten?” herhaalde de Japanse vrouw achter de balie schouderophalend. “Geen idee.”

Waar was ik in vredesnaam aan begonnen, dacht ik.

Maar wat denk je? Zelfs de lockdown der lockdowns viel uiteindelijk 100 procent mee. Dagelijks mocht ik even naar buiten om een frisse neus te halen of om boodschappen te doen. Een heel kwartier lang. Na een paar dagen was het al de normaalste zaak van de wereld dat mijn ‘verlof’ door de bewaker op de minuut af met een stopwatch werd geklokt. Sprintend naar de supermarkt voelde ik mezelf net een olympische sporter. Bovendien had ik niet de indruk dat wanneer ik een minuut te laat in mijn hotel arriveerde, ik zou worden doodgeschoten. Zeker niet die keer toen ik zag dat de bewaker op zijn stoel in slaap was gevallen. Ook het (gebrek aan) eten bleek uiteindelijk geen probleem. Het mooie aan dat kutvirus is dat het zich verspreidt in het tijdperk van Uber Eats. Elke avond, zelfs tot diep in de nacht, kwam er een Japanner op een brommer mij hoogstpersoonlijk een doos sushi, een pizza margherita of een Big Mac bezorgen. Tot aan mijn kamerdeur. Ik heb me helemaal volgevreten. En o ja, dan werden de Nederlandse hockeyvrouwen ook nog met machtsvertoon olympisch kampioen. Dus was ik liever thuisgebleven? Voor geen goud!

Misschien ook voor jou:
Rinus van Kalmthout: 'De IndyCar doet niks onder voor de Formule 1!'
Sport
  • Pro Shots/imago