Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Peter R. de Vries

Column Peter R. de Vries: Tante Clara, mijn eerste 'moord'

Tussen 1995 en 1997 schreef Peter R. de Vries columns voor Panorama. In Tante Clara, mijn eerste 'moord' blikte de misdaadverslaggever terug op zijn eerste echte moordzaak. Een gebeurtenis waar hij later in zijn carrière nog regelmatig aan dacht.

Peter R. de Vries

Toen ik 23 jaar geleden mijn eerste stappen in de journalistiek zette, had ik niet de pretent ie om mis­daadverslaggever te worden. De term bestond niet eens in die tijd. Ik wilde gewoon journalist worden en dat er dan gaandeweg een specialisatie in een bepaald genre van je werd verwacht, had ik - net 21 jaar geworden - nauwelijks door. Omdat ik echter veel interesse had in misdaad en er ook als de kippen bij was als zich een 'crimestory' aandiende, gebeurde dat echter vanzelf.

Maar het zijn mijn collega's van destijds geweest die mij uiteindelijk het predikaat 'misdaadverslaggever' hebben opgeplakt. In de loop der tijd had ik steeds vaker over misdaad geschreven en als er dan weer eens iemand met een verhaal over moord, list of bedrog belde, werd er geroepen: "lk zal u even doorverbinden met onze misdaadverslaggever Peter de Vries..." Die R. is er pas later bijgekomen.

De eerste moordzaak die ik onder handen kreeg, zal ik nooit vergeten. Het was meteen een heel bijzondere zaak, die mij veel heeft geleerd. lk zat als leerling­ journalist net een paar maanden op de Haagse redactie van De Telegraaf, toen be­gin juni 1978 de melding binnenkwam dat een sportvisser een vuilniszak met lichaams­delen van een mens in een sloot aan de Veldzicht in de residentie had gevonden. lk eropaf... Je zou kunnen zeggen dat het mijn debuut op een echte plaats delict was. Het was warm weer en de vuilniszak had waarschijnlijk al dagen in het water gelegen. Toen ik aan de walkant arriveerde, rook ik een weeë, misselijkmaken­de lucht en ik dacht toen : o... zo ruikt dus een lijk in ontbinding. Het was het begin van een merkwaardige moordzaak. De lichaamsdelen bleken afkomstig van de 76-jarige Haagse weduwe Clara van Engers, die een galerijflat aan de Hengelo­laan in de wijk Morgenstond be­woonde. Ze stond bekend als een excentrieke vrouw, die graag verre oosterse reizen maakte. Van mogelijke vijanden wist niemand iets af en het motief voor de moord was dus een raadsel. Het was een gruwelijk misdrijf en niet gehinderd door enige ervaring was ik ervan overtuigd dat de moordenaar een gewelddadige bruut moest zijn, een soort 'slachter'. Want wie anders snijdt het lijk van zo'n omaatje aan stukken en verspreidt dat in vuilniszakken door Den Haag? Daar hoefde je geen Sherlock Holmes voor te zijn om dat daderprofiel te maken, dacht ik.

De waarheid was echter verrassend anders. Een paar weken nadat de eerste lijkdelen waren gevonden, arresteerde de Haagse recherche geen sadistische beroepskiller, maar een teer Indiaas meisje van 20 jaar en hooguit 45 kilo. Het bleek dat zij bij Clara van Engers had ingewoond. De Haagse weduwe had haar ouders op een van haar reizen ontmoet en hun dochter meegeno­men naar Nederland om haar van een goe­de toekomst te verzekeren. Maar het ging al gauw helemaal mis. Die aardige 'tante' Clara ontpopte zich als een bedillerige, twistzieke, onverdraagzame oude vrouw, die het jonge meisje geen millimeter speelruimte gaf en haar als een soort huisslavin tiranniseerde. Het meisje, dat geen Nederlands sprak, kon geen kant op en eind mei 1978 kwam het in de woning tot een uitbarsting, waarbij ze tante Clara in een vlaag van woede en radeloosheid met een mes stak. De oude vrouw bloedde dood en de door paniek bevangen Indiase vreesde dat niemand haar verhaal zou ge­loven. Ze wilde daarom het lijk wegwerken, maar het frêle vrouwtje was niet sterk genoeg om het stoffelijk overschot te dra ­gen en dus had ze het heel praktisch maar aan stukken gesneden en her en der in zakken gedumpt. De brute moord was in feite niets anders dan een menselijk dra­ma, met een hulpeloze dader die zeker ook slachtoffer was.

De zaak bevatte voor mij vele lessen, waarvan de belangrijkste misschien wel was dat in de misdaad soms niets is wat het lijkt en logica soms ver te zoeken is. In die zin moet ik nu, 23 jaar later, als ik zit te puzzelen over het motief in andere moordzaken nog steeds weleens aan tante Clara denken..