Sportcolumn: 'Scheuren op een circuit is te makkelijk'
Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: 'met angst in de auto'
Micha Jacobs
Toen avontuur nog bestond scheurde ik met een geleende bordeauxrode Opel Omega, een barrel uit 1991, van Hardenberg naar Monaco, met een ‘kleine’ omweg via Praag, het Hongaarse Balatonmeer, Venetië en Pisa. Het was de eerste editie van de Carbage Run, in 2009 nog een zooitje ongeregeld, maar inmiddels uitgegroeid tot de grootste barrelrally ter wereld. Vooral van de voorlaatste etappe van Venetië naar Pisa word ik nog weleens gillend wakker.
Niet alleen raceten we met zo’n zestig roestbakken langs het Autodromo Enzo e Dino Ferrari –waar Max Verstappen aanstaande zondag tijdens de GP Emilia Romagna weer eens van Lewis Hamilton probeert te winnen –maar we stopten ook in Maranello, bij de fabriek van Ferrari, waar je voor een paar tientjes een kwartiertje in een Ferrari naar keuze mocht scheuren. Nu vind ik autorijden fantastisch, maar sneller dan 200 kilometer per uur op een Duitse snelweg hoeft het voor mij niet te gaan. Maar de Nederlandse eigenaar van een kanariegele F40 stond erop dat ik plaats zou nemen in zijn pronkstuk. Dat dat een slecht idee was, had ik bij de kleur van de auto al moeten weten. We reden de bebouwde kom van Maranello uit, over een smal landweggetje met tegenliggers.
“Let op,” zei hij met een glimlach die het ergste deed vermoeden. Voor ik het wist drukte hij het gaspedaal zo diep in dat ik bijna een dwarslaesie kreeg van de g-krachten die mij in mijn stoel stompten. Maar dat vond ik minder erg dan de tegenliggers die wij met 250 kilometer per uur rakelings passeerden.
“Nu jij,” zei hij toen we keerden bij een rotonde.
Amper bekomen van de schrik kroop ik achter het stuur.
“Gas!” schreeuwde die kerel.
Dat gaf ik, maar blijkbaar niet genoeg.
“Meer! Rijden!”
Het landweggetje was niet breed genoeg voor twee auto’s en sturen is lastig met twee bibberende armen, dus ik had het gaspedaal nog niet ingetrapt of de eerste tegenligger vloog al de berm in. Niet veel later de tweede. Ik werd verrot gescholden in prachtige Italiaanse schuttingtaal, maar ik wist ook: dat nooit meer. Snelle auto’s zijn voor mensen die iets te compenseren hebben en ik leef in de gelukkige omstandigheid dat ik dat niet hoef.
Om die reden interesseert het mij werkelijk niets of Max Verstappen nu eerste, tweede of elfde wordt in een grand prix. Scheuren op een circuit kan iedereen, probeer het eens op een Italiaans landweggetje. Al eens geprobeerd?
Mario Wisse
Mijn laatste ervaring met een Italiaans landweggetje dateert van twee jaar terug, toen ik met mijn gezin voor een vakantie naar Umbrië was gereden. Op de website van het park met huurhuisjes stond dat de laatste twee kilometer naar de ingang van het complex over een onverharde weg moesten worden afgelegd. Maar, zo stond er gelukkig bij, we hoefden ons daar absoluut geen zorgen over te maken. Dat kleine rotstukje was weliswaar niet geasfalteerd, maar desondanks uitstekend begaanbaar.
Zoals wel vaker in Italië – verder een fantastisch land overigens –hadden we die woorden met een korreltje Parmezaanse kaas moeten nemen, want met de praktijk had het helemaal niks te maken. Het was er twee meter breed; het liep er steil omhoog; er was geen vangrail; er waren wél diepe groeven en putten; er waren tegenliggers en er staken wilde zwijnen over die achterna werden gezeten door lukraak in het rondschietende jagers met een halve liter grappa in hun mik. En het was zeven kilometer in plaats van de beloofde twee.
Mijn vriendin en oudste dochter, allebei een stuk stoerder dan ik, lagen dubbel van het lachen.
Onze baby lag ondanks het gestuiter opgeruimd het prachtige landschap in zich op te nemen.
Ondertussen probeerde ik met vloeibare doodsangst op mijn voorhoofd mijn gezin voor het ravijn te behoeden.
Dat lukte. Terwijl mijn vriendin en oudste dochter in ons huisje bijkwamen van de lol onderweg, checkte ik nog natrillend de onderkant van de auto. Onze oude Berlingo had net als ik flink geleden. Er druppelden bepaalde substanties – ik weet niets van auto’s – uit de carrosserie en de uitlaat bungelde troosteloos in twee delen boven de grond.
Drie dagen later kwam er een truck met oplegger van de Italiaanse wegenwacht om onze auto naar de dichtstbijzijnde garage te rijden. De chauffeur, Pietro, reed schaterlachend en met de laatste zomerhit van Eros Ramazzotti door zijn speakers met onze kapotte auto op zijn vrachtwagen de heuvel af. Met een rotgang, zo zag ik aan de stofwolk die ik tot aan beneden kon volgen.
Je hebt gelijk: Max Verstappen en Lewis Hamilton kunnen best een aardig stukje autorijden, maar ook bij mijn weten vooral op keurig geasfalteerde circuits. Ik weet zeker dat ze allebei in een door de Italiaanse wegenwacht veroorzaakte stofwolk bijten als ze het op een zeven kilometer lange onverharde ‘weg’ in Umbrië tegen Pietro opnemen.
- iStock