Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Oud-renner Mathieu Hermans: 'Ik was nooit zo'n volgzaam type'

Als Mathieu Hermans begon te sprinten konden meestal maar weinigen volgen. Hij won een Touretappe, maar duwde vooral in de Vuelta vaak zijn voorwiel als eerste over de streep: negen keer. Alleen daarom al was de start van de Vuelta in Nederland dit jaar speciaal voor hem. Maar corona besliste anders.

Oud-renner Mathieu Hermans: 'Ik was nooit zo'n volgzaam type'

In de tuin bij zijn woning in Dongen kijkt Mathieu Hermans terug en vooruit op de Vuelta. Nog altijd topfit ogend. Hij scheert zelfs zijn benen nog elke dag. “Tja, daar wilde ik ooit mee stoppen, maar toen zei mijn vrouw: Prima, dan stop ik ook er ook mee. Tja, toen ben ik maar blijven scheren.”

Het zou zo mooi worden. De Vuelta die start in ons land, en jouw eigen Kleppertocht tijdens die start. Balen?

“Ik verheugde me er op. En dit jaar zou de Mathieu Hermans Kleppertocht, ondersteund door mijn eerste wielervereniging TC De Kleppers, inderdaad samenvallen met de start. Samen met vier andere toertochten trouwens, die we in Brabant onder de naam Brabantse Helden hebben. De Kleppertocht zou zelfs een stuk over het officiële parcours gaan. Maar goed, het gaat niet door.

Wie weet in 2022. Ik weet dat de organisatie van de Vuelta daar best oren naar heeft. Maar daar heeft Stichting Gijsje Eigenwijsje, die vakanties organiseert voor gezinnen waarvan een kind terminaal ziek is, nu niets aan. De opbrengst van die Klepperkoers gaat de laatste jaren naar deze stichting. Die lopen dit jaar dus een leuke som geld mis waarmee een aantal van die families een leuke vakantie had kunnen hebben. Daar baal ik vooral van. Gelukkig heeft sponsor NH1816 toch nog een mooie donatie gedaan van 4500 euro om de Stichting te ondersteunen. Want die kinderen blijven wel ziek, hè.”

Heb je nog een beetje genoten van de Tour en de sprints?

“Ik vond het een hele mooie Tour. De overmacht van Jumbo was mooi om te zien, maar Pogacar bleef te dichtbij staan uiteindelijk. Zelf volg ik de Colombiaanse renners extra, omdat ik daar via mijn werk voor wielerkledingmerk Bioracer connecties heb. Die waren minder dit jaar, maar vergeet niet dat die jongens daar door corona echt een dikke maand niets konden doen, dat wreekt zich. Dat zag je terug in de Tour.

En de sprints... Ik hield nooit zo van treintjes. Ik wilde gewoon iemand die me uit de wind hield, Nijboer en Beuker deden dat vaak voor mij, en dan als derde uit de laatste bocht komen. Die sprint van Ewan was trouwens wel mooi. Hoe hij overal doorheen slalomde... Maar goed, dat was ook nodig omdat hij gewoon te laat was.”

Hoe keek jij trouwens naar die sprint van Groenewegen en Jacobsen die zo vreselijk afliep?

Hoe kan zoiets gebeuren?

“Niemand doet zoiets expres. Maar echte sprinters remmen niet en dat stralen ze ook uit. Dus heb je een paar gasten die voluit gaan en niemand die ook maar overweegt te remmen. En de wegen zijn zelden recht, je hebt een hartslag van 200, ziet een gat en gaat. Je zit in een roes, je hyperventileert bijna. Soms kwam ik over de finish en wist ik niet eens meer of ik eigenlijk wel had geademd dat laatste stuk. Als sprinter kun je alleen winnen, hè. Tweede worden is verliezen.”

Heb je dat altijd, dat je per se wilt winnen?

(Een stukje verderop begint zijn vrouw te lachen) “Ja, eerlijk gezegd wel. Ook thuis, als we een spelletje doen. Ik was altijd alleen maar bezig met winnen. Als ik wist of voelde dat ik niet kon winnen, reed ik net zo lief helemaal achteraan. In eerste instantie droomde ik er als jonge renner van om klassementsrenner te worden.

Het middelgebergte kwam ik ook best aardig door. Maar toen het me duidelijk werd dat me dat niet zou gaan lukken, terwijl ik doorkreeg dat ik als sprinter wel zou kunnen winnen, was de keuze om me op het sprinten toe te leggen niet zo moeilijk.”

Is die drive om te winnen noodzakelijk om een goed sprinter te kunnen worden?

“Nou, ik weet wel dat bijvoorbeeld Jelle Nijdam ook altijd per se wilde winnen. Die was zelfs zo eerzuchtig dat als hij een koers had gewonnen, hij toch zat te vloeken als hij ergens las dat ik diezelfde dag ergens in Spanje een koers had gewonnen, haha.”

Je hebt een keer de Rode Lantaarn bemachtigd, destijds nog best een gewild dingetje in de Tour. Gewonnen wilde ik bijna zeggen, maar dat is dus de laatste plaats in het eindklassement.

“Ik was eerlijk gezegd niet zozeer bezig met die Rode Lantaarn, er waren er die er echt vol voor gingen. Ik kwam daar vooral toevallig te staan omdat ik bij veel etappes voelde dat ik niet kon winnen en ik het dan dus ook maar liet lopen. Ik had dat jaar ook net een operatie achter de rug en was vooral bezig om de Tour uit te rijden. Maar toen Parijs naderde en ik laatste stond… toen dacht ik wel: dit geef ik niet meer uit handen, haha.

Maar ik had er niet veel aan. In de kermiskoersen in Nederland kun je die ‘Rode Lantaarn’ best goed verzilveren. Maar die reed ik nooit. Ik reed in Spanje, en daar had je amper kermiskoersen. Dus het bracht me niets op.”

Hoe belandde je eigenlijk in Spanje?

“Toen ik amateur was, maakten een paar jongens van mijn lichting de overstap naar een profploeg. Theunisse en Van Vliet bijvoorbeeld. Dat wilde ik ook. Maar Rabo was eigenlijk altijd alleen maar op zoek naar de nieuwe Joop Zoetemelk, er was in Nederland gewoon geen interesse. Terwijl ik wel wat contacten had in Spanje, ook door het veldrijden, wat ik veel deed. Dus ben ik prof in Spanje geworden. Beviel me ook. Ik hield wel van de zon, had er een toptrainer, zat in een goede ploeg met onder andere Delgado, die mijn eerste jaar daar gelijk de Vuelta won. Ik heb me daar goed kunnen ontwikkelen.”

Mooie herinneringen zeker?

“Tuurlijk. In 1989 reed ik de Vuelta en had ik niet de echte topvorm.

In de 13de etappe belandde ik in een kopgroep en ik wist dat als ik de klim die nog kwam, goed over zou komen, ik de etappe ook zou winnen. En zo gebeurde het ook. Iemand van de ploeg had op dat moment wat problemen met zijn vrouw en ik zei hem na die etappe: morgen win ik weer en dan zijn de bloemen voor jou. De volgende dag in Zaragoza won ik inderdaad weer. De tweede renner stond niet eens op de finishfoto. Meters los. Die was wel speciaal. Ik won nog een derde etappe ook daarna.

Maar de mooiste was in Madrid, laatste etappe van de Vuelta van 1988. Toen was ik echt twee of drie lengtes los van iedereen. Bovendien was het mijn zesde etappewinst, ploegentijdrit meegeteld, in die Vuelta.”

De laatste jaren was de Vuelta vaak leuker om naar de kijken dan de Tour. Zwaarder ook. Toch blijft de Tour altijd de eerste grote ronde. Denk je dat dit ooit verandert?

“Nee, de historie van de Tour, dat haalt de Vuelta nooit in. In Spanje reden lang tien vrachtwagens en dertig volgauto’s met het peloton mee. Bij de Tour zijn dat er tien keer zoveel. Ik won tien etappes in de Vuelta, negen sprints en één ploegentijdrit, maar ook ik wilde per se minimaal één etappe in de Tour winnen. Omdat je toch denkt dat er anders mensen zijn die blijven zeggen: ja, tien etappes gewonnen, maar allemaal in de Vuelta. Nooit eentje in de Tour. Bovendien, de Tour is ook zo’n soort kastelenboek, hè. Mensen zien die plaatjes tussen de koers door in beeld komen en denken dan: hé, daar ben ik ook nog op  vakantie geweest. Vraag een Amerikaan wat wielrennen is voor hem en ze antwoorden: De Tour, de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Die koersen kennen ze overal.”

Maar is de Vuelta vaak niet spannender en zwaarder dan de Tour?

“Ooit was de Vuelta op sterven na dood. Toen zijn ze de boel helemaal opnieuw op gaan starten. Eén van de dingen die ze veranderden was dat ze terugkeerden naar de kleine dorpjes. En elke burgemeester van die kleine dorpjes wilde steevast dat gefinisht werd op die ene berg daar verderop. Dus deden ze dat. Daarom zijn er zoveel finishes bergop. En veel spektakel. Dat heeft de koers zeker een boost gegeven. De Vuelta is ook gegroeid de laatste jaren.”

Hebben je kinderen iets met jouw verleden als wielrenner?

“Ik heb de oudste een keer meegenomen naar de Vuelta. Die had in eerste instantie helemaal geen zin om mee te gaan. Ze zei: Pa, al die mensen die jij kende, die zijn allemaal toch allang dood. Haha. Maar gaandeweg, toen ze ook zag dat mensen me daar nog steeds herkennen, toen begon ze het wel leuker te vinden. Zeker toen ik een helikoptertochtje voor haar kon regelen, omdat ik mijn contacten daar nog altijd heb. Toen vond ze het toch wel heel leuk.”

Voor iemand die zoveel heeft gewonnen is je prijzenkast aardig leeg trouwens. In je schuur nota bene zag ik net amper drie bekertjes, een vaantje en een tekening van een van je kinderen staan? Je hebt toch wel meer gewonnen?

“Ach, die bekers betekenden nooit zoveel voor me. Een sprinter kijkt nooit om, hè. Ja, misschien eenmaal onder zijn schouder door. Ik hechtte nooit zoveel waarde aan die bekers. Het was een mooie tijd. De meeste bekers heb ik weggegeven aan vrienden en bekenden. Voor hen is dat veel specialer.”

Benieuwd naar de rest van het interview met Mathieu? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het gratis op Blendle.

Sport
  • Frenk Klein Arfman
  • Clemens Rikken