Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Bestsellerauteur Kluun: 'ouder worden is een fijn proces'

Voor de vierde maal brengt Raymond van de Klundert (56) onder zijn pseudoniem Kluun zijn alter ego Stijn tot leven. In zijn nieuwe roman Familieopstelling komt de notoire vreemdganger tot inkeer en vindt rust. En als altijd loopt het romanpersonage tamelijk in de pas met zijn bedenker. Want ook die lijkt rust te hebben gevonden.

Bestsellerauteur Kluun: 'ouder worden is een fijn proces'

Het interieur van de woonboot is net en op orde. Hier huist Kluun, duidelijk geen man die gisteren, diep in de nacht, beneveld door alcohol, zijn bed inrolde. Gelukkig maar, het is een keurige Amsterdamse buurt waar de boot aangemeerd ligt.

Niet ver van de woonboot is een sociëteit voor ouderen gevestigd.

Vooruitdenken is regeren?

Grijnzend: “Jazeker. Ik informeer elke dag of ze al een plekje voor me hebben.”

Vind je ouder worden eigenlijk moeilijk?

“Nee, ik vind het wel een fijn proces. Ik heb ook het geluk, effe afkloppen, dat ik topfit ben, ook door het sporten. Ik hou nog wel van een wijntje, maar keihard doorzakken doe ik niet meer. Op festivals doorknallen deed ik al voor corona nog maar zelden. En ik beland ook nooit meer in Club NL of zo. Nou, vorig jaar dan, na een kerstborrel met onze vriendenclub De Harries. Maar na een half uur waren we allemaal weg.

Omdat we dachten: wat lopen we hier nog te doen? Dan hoor je jezelf praten en je hoort anderen praten en dan denk je, waar gaat het over?! De mildheid die je krijgt als je ouder wordt, dat vind ik wel heel prettig. En je wordt een beetje wijzer. Ik hoef niet meer overal iets van te vinden.

Doe al jaren geen Twitter meer, ook wel lekker rustig. Aad Muntz, de vader van Rob, zei eens tegen me, met zo’n Rotterdams accent: Weet je wat het is, Raymond. Als je twintig bent, denk je: ik ga heel belangrijk worden. En als je dan dertig bent, denk je: nou ik ben lekker bezig. En dan word je veertig en denk je: ik moet nu wel opschieten. En dan word je vijftig en denk je: nou... het gaat niet meer gebeuren. En dan Raymond, dán ben je er! Dat vond ik mooi gezegd. Maar ik heb nog steeds last van ambitie, hoor, heb niet voor niets op mijn vijftigste Stay Hungry op mijn arm laten tatoeëren. Dat is bedoeld als opdracht aan mezelf om me te blijven ontwikkelen als mens en als schrijver.”

Gelukkig in de liefde, het vreemdgaan afgezworen net als het extreme nachtleven.

Je lijkt rust te hebben gevonden. Betekent dit dat je alter ego Stijn nu met pensioen gaat?

“Dat is een goeie. Nou, dat zou best kunnen, ja. Ik heb Stijn hiervoor trouwens ook al veertien jaar niet nodig gehad. Tenminste, alleen in Haantjes. Maar dat speelde zich voor die andere boeken af. Maar sinds De Weduwnaar in 2006 gebruikte ik Stijn al niet meer.”

Dit boek was overigens in eerste instantie aangekondigd als het eerste boek dat je onder je eigen naam zou schrijven. Kennelijk is dat toch anders gelopen...

“Klopt, het was de bedoeling mijn familiegeschiedenis op te schrijven, als Raymond. Maar ik merkte dat ik meer wilde vertellen. Ik ben vijftiger, mijn meeste vrienden ook. En bij vijftigers is er toenemende belangstelling te ontdekken voor waar ze vandaan komen. Wie waren je vader en moeder? Welke patronen die je als kind hebt aangeleerd, hanteer je nog steeds? Dat eerste script van jezelf: het muurbloempje, de rebel, het zwarte schaap, dat mooie meisje. We blijven vaak hangen in die eerste versie van onszelf. Ik voel me óók nog steeds weleens dat puisterige 13-jarige jochie van toen. Er zit nu veel van mij in het boek en mijn moeder is ook echt mijn moeder. Maar er is ook veel verzonnen.

Het is het verhaal van een vijftiger die zichzelf leert kennen, terwijl zijn moeder vervaagt. Bovendien merkte ik dat ik onder mijn eigen naam te veilig schreef. Ik wilde niets onaardigs schrijven. Door Stijn te gebruiken als hoofdpersoon, voelde ik me vrijer en durfde ik meer. Tja, en ik vind het moeilijk over seks te schrijven als Raymond van de Klundert. Ik heb ook drie dochters, hè. Die hoeven echt niet te weten wat papa uitvreet. Het is heel anders als het om Stijn gaat. Nu zijn hele scènes verzonnen. Sommige niet, maar alleen ik weet welke. Het boek heb ik aan mijn zus opgedragen, maar ik heb haar in het boek wel een heel ander uiterlijk gegeven. Dus als ik misschien iets kattigs heb geschreven, kan ze nu makkelijk zeggen: ja, maar dat ben ík niet.

Ik lijk er niet eens op.”

Je eerste boek werd afgefakkeld door de recensenten, maar leverde wel een recordverkoop op. Nu zijn de reacties lovend.

Reden tot zorg?

“Ja, dat na een goede recensie het ongeluk op je af komt denderen... Haha! Nee, ik trek me niet meer zoveel aan van de kritieken. Een goede recensie vind ik leuk. Maar een slechte... Ja, dat vind ik even kut, maar het raakt me verder niet. Ik weet inmiddels, na achttien jaar schrijven, zelf wel of het een goed boek wordt of niet. Het klinkt misschien stom, maar ik weet hoe ik mensen moet laten lachen. Alleen kon ik niet inschatten hoe ontroerend het boek was. En lezers willen lachen, maar ook geraakt worden. Nu het boek uit is, hoor ik dat het lezers ook ontroert. Daar ben ik blij mee.”

Als je eerste vrouw Judith niet ziek was geworden, had ik hier dan ook tegenover een schrijver gezeten?

“Ik denk het niet. Ik denk dat het heel goed mogelijk was geweest dat ik in dat geval nu partner bij een marketingbureau was geweest.

De drang om te gaan schrijven ontstond uit die situatie én door de aanmoediging van Judith. Zij zei: Ga maar eens een boek schrijven. Ik antwoordde met: Dat kan ik helemaal niet en: Waarover dan? Ze zei: Nou, over waar wij allemaal doorheen zijn gegaan. Ik had weleens wat geschreven, voor Adformatie, een reclame- en marketingvakblad. Best leuk ook, vond ik zelf, maar niet pretentieus of zo. Maar een boek, dat is wel wat anders. Pas toen ik na het overlijden van Judith met mijn dochter een tijdje in Australië woonde, nestelde zich de drang een boek te schrijven. Ik denk ook niet dat zich anders een ander verhaal had aangediend dat ik zo urgent had gevonden dat ik was gaan schrijven. Nee, ik denk niet dat ik dan schrijver was geworden, maar dat ik dan nu nog steeds bij een marketingbureau had gewerkt. Of misschien was ik financieel wel binnen geweest en had ik helemaal niet meer gewerkt.”

Je alter ego Stijn was een man die vreemdging, terwijl hij thuis een doodzieke vrouw had. Niet bepaald een alter ego dat makkelijk in de armen wordt gesloten door het publiek.

“De meeste mensen in mijn omgeving wisten alles al. De uitgever stelde me destijds nog voor het boek als fictie te schrijven, maar dat heb ik nooit overwogen. Nooit spijt van gehad ook. Ik heb duale eigenschappen. Zo wil ik graag aardig gevonden worden. Als jullie straks weggaan, hoop ik ook dat als iemand vraagt: hoe was die Kluun nou, dat jullie dan zeggen: aardige gast, we kregen nog koffie. Maar tegelijk heb ik óók de behoefte uitgesproken te zijn en te vertellen wat ik vind dat ik te vertellen heb. En die behoefte is toch groter.”

En dus schreef je het boek zoals je het schreef.

“Ik wist dat ik me niet populair zou maken met dat boek. Dat mensen ach en wee zouden roepen. Maar ik heb een hekel aan hypocrisie. Mensen die je veroordelen, maar nooit in je schoenen hebben gestaan. Weten ze zó zeker dat hen in dezelfde situatie niet hetzelfde zou kunnen overkomen?

Door mijn zwakke kanten te laten zien, maak ik wat los bij anderen. Reinout Oerlemans zei ooit mooi:

Ik wil dat mensen de bioscoop verlaten met een kiezeltje in hun schoen. Dat effect streef ik ook na met mijn boeken. Dat je mensen even aan het twijfelen brengt, over wat ze in een bepaalde situatie zouden doen. Ik vind het ook altijd heerlijk als ik mensen van hun voetstuk zie lazeren. Als blijkt dat een PVV’er zijn Marokkaanse schoonmaakster onderbetaalt of zo.

Of, zoals recent, met Grapperhaus.

Die ik het als minister overigens goed vind doen. En ik snap het allemaal best wel. Dat je op je bruiloft mensen knuffelt. Kan ons allemaal overkomen. Maar als je dan eerder hebt staan roepen dat mensen die zoiets doen een stelletje aso’s zijn... Als je zó hoog van de toren blaast, ja, dan vind ik het wel leuk als je daarna van je voetstuk flikkert. Kortom, als ik door mijzelf kwetsbaar op te stellen en mijn donkere kanten te tonen de hypocrisie aan de kaak kan stellen, dan is dat mij de hoon waard.”

Benieuwd naar de rest van het interview? Lees het in de nieuwste Panorama of op Blendle.

Entertainment
  • Frenk Klein Arfman
  • Clemens Rikken