Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Taaiste winkelier van Nederland, Jan Harms: ‘Ik achter de bloempotten? Dacht het niet!'

Jan Harms kan niet lopen, maar runt wel een winkel. Hij verkoopt blikjes bier, energiedrank, sigaretten en aanstekers aan getatoeëerde mannen op badslippers. Dames van lichte zeden komen er hun suikershot halen, en ooit verkocht hij een pick-up om drie uur ’s nachts. Panorama liep mee in de avondwinkel in de Groningse Oosterparkwijk.

Taaiste winkelier van Nederland, Jan Harms: ‘Ik achter de bloempotten? Dacht het niet!'

Een jongen en een meisje stappen goedgemutst en vastberaden de avondwinkel binnen. Twintigers, studenten vermoedelijk. Hij is lang en slungelig, zegt weinig. Zij heeft rood krulhaar en een Pacman-T-shirt.

“Goedenavond meneer! Heeft u sigaretten?” Jan verwijst het tweetal naar de automaat, meteen links bij de ingang. Hun opluchting maakt al snel plaats voor teleurstelling: bij de kassa van de winkel kan met pin betaald worden, maar de automaat laat zich louter voeden met contant geld. En dat hebben de twee niet bij zich.

“Kunnen we misschien iets kopen en dan extra pinnen?” vraagt ze. Jan zucht. Nee, dat kan niet. “En als we iets kopen van precies hetzelfde bedrag?” Jan kijkt haar aan.

“Maar dan heb je toch nog steeds geen contant geld?”

In het achterkamertje van de winkel zitten Richard Harms (Jans broer) en Patrick Groenhart. Zij helpen Jan met de zaken en volgen grinnikend het gesprek. “Die hebben genoeg gehad,” knipoogt Harms terwijl hij met zijn hand het bekende drankgebaar maakt. Een glazige blik, dan valt het kwartje, een beteuterd: “O ja.’’ Een vrouw in een gele zomerjurk stapt de winkel in, kan zíj misschien wisselen? Geen succes. Hardop denken de twee na over een plan B. De eerstvolgende avondwinkel is 300 meter verderop. “Teringver lopen.” Maar de dichtstbijzijnde pinautomaat is nóg verder weg. “Je kunt een paar losse sigaretten kopen,” probeert Jan nog. Nee, zegt het meisje, dat vindt ze niks.

“Want we willen heel veel roken.” Na nog wat gedelibereer schikken de twee zich in hun lot. Teringver lopen dan maar. “Werk ze nog! Fijne avond!” roept het meisje als ze met haar stille vriend de zwoele nacht in stapt.

Jan zucht. Zeurders noemt hij ze, mensen die menen dat ze de regels kunnen bepalen. Die proberen te onderhandelen, of hem erop wijzen dat de Jumbo goedkoper is. “Nou, dan ga je toch naar de Jumbo?” zegt hij dan. Het komt, valt Richard zijn broer bij, omdat zij een wijkwinkel runnen.

“Dan denken ze dat alles kan.”

Kantje boord

Welkom bij PBS Late Night Store, in de Oosterparkwijk in Groningen, het domein van Jan. Tot tien jaar geleden had hij zijn eigen bouwbedrijf, maar toen werd hij ziek en was het voorbij. De suikerziekte kostte Jan eerst zijn ene been, anderhalf jaar later volgde het tweede. In zijn rolstoel zit hij achter de kassa, magere armen steken uit de mouwen van zijn oranje T-shirt. Over twee korstige stompjes heeft hij een donkergrijs sweatshirt gedrapeerd, er zitten brandgaten in van de sigarettenas. Zes weken eerder was het nog kantje boord voor Jan. Zijn broer, die in het belendende pand wasmachines verkoopt, vond hem op de vloer. Jans suikergehalte was veel te hoog, hij was bewusteloos geraakt. Twee dagen later kwam hij bij op de intensive care. “Ik ben voor de dood weggesleept,” mompelt hij. “Die twee dagen ben ik helemaal kwijt.”

Niet dat het nu nou zo goed met hem gaat, integendeel. Jan verrekt van de pijn. Een man van veel woorden was hij al niet, maar nu alles hem zeer doet, is hij nog stiller dan anders. Komt ook door de medicijnen, hij zit vol met morfine en zakt af en toe even weg. Zitpijnen kwellen hem, een bekende kwaal bij rolstoelers. Geregeld steunt hij met zijn handen op de leuningen van zijn stoel om zichzelf even op te richten, even de billen van de stoel.

Hij ziet er ouder uit dan zijn 58 jaar met zijn gegroefde gezicht. Is het wel gezond om in deze toestand een winkel te runnen? “Waarschijnlijk niet,” zegt Jan gelaten.

“Maar wat moet ik dan? Achter de bloempotten gaan zitten zeker?”

In het begin, zegt hij, krijg je nog bezoek als je eenmaal in een verpleeghuis zit. “Maar daarna komt er niemand meer hoor. Dus nee, dank je. Dacht het niet.”

En dus zit hij hier, samen met zijn broer Richard, die met meer vlees op de botten een gezondere versie is van Jan. Richard maakt grapjes en lacht geregeld een rij bruinige tanden bloot. En dan is er Patrick, die van Surinaamse komaf is en Jan drie dagen in de week helpt.

De witte pomp

De winkel zit in het pand bij de benzinepomp van Axia, een zogenoemde witte pomp, wat betekent dat je met pin betaalt bij een zuil. Aan benzine verdient Jan dus niets, maar hij profiteert wel van de aanloop die het tankstation met zich meebrengt. Even een blikje van het een of ander. Of iets te roken. “Een keer had ik hier een tankklant die om drie uur ’s nachts een pick-up kocht.” Want ja, die verkoopt hij ook.

Net als spijkerbroeken en T-shirts van de band Arctic Monkeys, blikken knakworst, soep en afbakcroissantjes, een lichtgrijs joggingpak en een zevenkilozak kattenbakvulling. Tussen de brandspiritus en het afwasmiddel staat een paar hagelwitte veiligheidsschoenen van Gerba. Tegen twee wanden staan schappen waarin de koopwaar is uitgestald. In het midden van de ruimte staan zes wasmachines, waarop, naast stereo’s en platenspelers, bakken met elpees. De drie heren en de dame van de Schotse band Middle of the Road kijken met tandpastagrijnzen de winkel in, joviaal poserend met glimmende jaren 70-kapsels op de hoes van Chirpy Chirpy Cheep Cheep. Heintje zingt over Dein schönster Tag en Bobby Farrell werpt in een glitterstring de nachtelijke winkelaar zwoele blikken toe.

Het is moeilijk om níet door de platenbakken heen te gaan. In sommige bakken kost alles 5 euro, maar Heintje en zijn bakgenoten mogen weg voor 1,50. Jan heeft ook Nederlandstalig: Bal met Bobbejaan bijvoorbeeld, van Bobbejaan Schoepen. Deze klassieker, met hits als Vogeltje wat zing je vroeg en Kom, maak je snor nog eens nat kost 6 euro. En voor 5 euro zingen Angelique en haar ondeugende vriendinnen Een beetje geld voor een beetje liefde, waarmee ze in 1982 nog op nummer 1 belandden.

De platen – da’s echt zijn hobby, zegt Jan. Vroeger al, toen hij nog een jonge jongen was, was hij gek op muziek, struinde hij de platenzaken van Groningen af en hield hij precies bij wie er in de Top 40 stonden. Menig concert bezocht hij in zijn jonge jaren, drie keer van UB40, en nog altijd is hij weg van reggae, soul en wat hij ‘de echte popmuziek’ noemt. De Abba’s en de Boney M.’s van deze wereld zijn meer het pakkie-an van zijn broer Richard, vertelt die. Jaren 70, verduidelijkt hij, hij zegt het op zijn Gronings: seumtig. Met de hedendaagse klanken hebben de heren beduidend minder. “Van die dj’s die geld als water verdienen door alleen maar aan knoppen te draaien, of anderen die goede nummers verkrachten,” moppert Jan.

Zwarte catsuit

De meeste platen die Jan verkoopt verstuurt hij naar verzamelaars in den lande. Maar soms gaat er eens eentje over de toonbank. Dan komt er iemand tanken en trekken de elpees voor het raam de aandacht. Zo iemand komt even binnen kijken en gaat dan weg met een volle tank en twee platen.

“En vanmiddag heb ik nog drie singles verkocht. De Slijpers van Parijs en nog twee.”

We voeren het gesprek in de doorrookte ruimte achter de kassa, waar een eettafel en een paar stoelen staan en een mega flatscreen aan de muur hangt waar non-stop een muziekzender op staat. Penny McLean danst in een zwarte catsuit met glitters en zingt 1-2-3-4... Fire. Dan gaat de telefoon, Jan neemt op. “Moi! Zeker… Vier biertjes? Contant of pin? Mooi, neemt ie mee… Paprika of naturel? Komt er zo aan… Moi!” Jan legt neer en geeft de bestelling door aan zijn broer: “Een tientje bier en een zak Lays naturel.” Wat voor bier, vraagt Richard. Maar de klant is niet kieskeurig: “Maakt niet uit.

Wat er is.” Richard zoekt alles bij elkaar en verdwijnt even later op zijn brommer.

Na tienen, legt Jan uit, zijn de rolluiken naar beneden, dan is de winkel gesloten en kan er alleen nog maar besteld en bezorgd worden. Maar ach, voor vaste klanten maakt hij graag een uitzondering –die weten dat er ook een zijdeur is. En evengoed, ondanks de rolluiken, druppelen er klanten binnen. Het is een warme nacht, de voordeur staat open, klanten zien van buiten licht branden en mensen zitten.

Jan haalt zijn schouders op, hij doet er niet moeilijk over, en dus verlaat een lichtgetinte jongen – afzakbroek, voetbalshirt, badslippers, goudkleurig horloge – het pand met twee blikjes Red Bull, dus koopt een blonde man met tatoeages in zijn nek een aansteker, en dus kan een twintiger met zwarte krullen gewoon een pakje condooms afrekenen. “Werk ze nog!” roept hij bij vertrek. Als hij wegrijdt, toetert hij.

Dan, een getinte jongen van begin twintig. “Hou wordt?” roept hij, Gronings voor: Hoe is ’t? Hij wandelt naar de balie en maakt een praatje en grappen. In het Gronings. Althans. “Haha, nee hoor,” zegt Richard, die alweer terug is, als de klant weer vertrokken is met twee blikjes bier. “Dat probeert hij alleen maar.” Dit heerschap is een vaste klant, Jan heeft weleens woorden met hem gehad, noemt hem ‘zo iemand die denkt dat hij hier de dienst kan uitmaken’. De vriendin van de jongen was eerder deze avond al hier, vertelt Richard, meestal stuurt hij háár eropuit om bier te halen. “Ja,” mompelt Jan.

“Omdat híj dan niet meer op zijn benen kan staan.”

Wil je het gehele interview met Jan lezen? Je vindt het in de nieuwste Panorama of op Blende.

Bizar
  • Karin Sitalsing
  • Gerhard Taatgen