/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2Fcore%2Fpanorama-fallback1.png)
Nog geen twee maanden later werd de omstreden Amerikaan wereldkampioen. Toeval? Die kans is niet groot.
Als we in de vooravond arriveren bij ons hotel, zoals gewoonlijk in een weinig vrolijke buitenwijk van een middelgroot Frans slaapstadje, zie ik allemaal auto’s en bussen van de Amerikaanse wielerploeg Motorola op de parkeerplaats staan. Mecaniciens zijn bezig met een grote schoonmaak, alle fietsen staan opgesteld in slagorde van drie en worden minutieus gereinigd.
“Hé, kijk nou,” zeg ik tegen collega Ten Asbroek als we de bagage uit onze auto halen. “Komt dat even goed uit. Toeval bestaat niet. Aan de slag!”
De etappe werd vanmiddag gewonnen door een jonge, Amerikaanse coureur van Team Motorola en als ik ben ingecheckt besluit ik meteen op zoek te gaan naar zijn kamer. De keuken van het hotel is toch al dicht, zoals elke avond als we bij ons hotel aankomen, dus ik heb niks beters te doen. Wie weet levert een zekere Lance Armstrong – zo heet die jonge Amerikaan die de etappe vandaag heeft gewonnen, ik heb nog nooit van hem gehoord – een extra verhaal op voor de krant van morgen. Of anders een paar fatsoenlijke quotes, daar ben ik ook mee geholpen.
Over het algemeen zijn Amerikaanse coureurs redelijk goed benaderbaar, zo heb ik eerder deze Tour mogen ervaren, dus ga ik bij de balie op zoek naar een lijst met de kamerindeling van Motorola. De vriendelijke receptionist verwijst me naar de gang, daar hangt een handgeschreven papiertje aan de muur.
Je kunt het je vandaag niet meer voorstellen, maar daar stond het echt.
Kamer 16.
L. Armstrong. Tweede kamer links.
/%23source%2Fwielerrevue%2Fpremium%2F082017%2Fanp-5167736.jpg)
In de verschroeiend hete zomer van 1993 mocht ik, samen met wielerverslaggever Harry ten Asbroek, voor Het Parool verslag doen van de Tour de France. “Ga maar eens kijken of dat wat voor jou is,” zei de toenmalige chef-sport. 1993… Volgend jaar een kwart eeuw geleden… Het is niet onopgemerkt voorbijgegaan, maar fuck me. De tijd reist wel erg snel, de laatste jaren helemaal. Of een mensenleven is gewoon heel kort, dat kan natuurlijk ook.
Doorgeleerd als voetbalverslaggever wilde ik ook weleens in een andere tak van sport mijn licht opsteken. Dus Tour de France, graag. En wat is er nou mooier dan wielrennen, dacht ik, daar waar je elke dag wordt omringd door 188 verschillende verhalen, van over de hele wereld? Wanneer gaan we weg?
Het waren de dagen van Zenon Jaskula, een Poolse doorstamper die voor de gezelligheid niet alleen bier dronk, maar vervolgens ook zijn glas op at. Tl-buizen en gloeilampen gingen er ook in als zoete koek als we alle verhalen moesten geloven. Jaskula eindigde dat jaar als nummer drie in de Tour, verrassend hoog voor iemand die was gekomen om tempo te maken.
Jaren later bekende hij, zoals zo velen, doping te hebben gebruikt.
Los van de Poolse glasvreter, met wie het na zijn actieve carrière niet bijzonder goed is afgelopen, was de ronde van 1993 vooral een bijzonder saaie ronde. Indurain leidde soeverein, maar zei net zoveel als zijn belangrijkste uitdager Tony Rominger: niet veel. En als hij sprak, waren het oppervlakkige teksten.
Ik zag het allemaal met evenveel verbazing als bewondering aan. Peter Ouwerkerk van het Rotterdams Dagblad, die op tafel ging staan toen de toenmalige Tourdirecteur Jean-Marie Leblanc de perszaal binnenkwam en begon te fulmineren over de werkomstandigheden, dan zijn toch vooral de beelden die ik mij blijvend herinner.
Niet die oersaaie Indurain, hoe knap zijn presteren ook mocht zijn.
Het grootste plezier uit de Tour de France van 1993 beleefde ik aan de dinertafel met de professoren Jan Donkers en Mart Smeets. Daar kreeg ik een lesje Americana-muziek waar het me nog dagenlang van duizelde. Kon ook moeilijk anders met twee van zulke enorme connaisseurs aan tafel. De Tour zelf was niet interessant genoeg. De jonge Lance Armstrong bestond (nog) niet, althans niet bij ons aan tafel.
Of Smeets zich, met terugwerkende kracht, een beetje genaaid voelde na de bekentenissen van Armstrong? Mais bien sur. ‘Kiss my ass, Lance!’ schreeuwde hij begin dit jaar in een Belgische krant. Who the fuck do you think you are. Smeets: “Nog steeds vraag ik me af hoe het mogelijk was dat hij zo lang en zo overtuigend heeft kunnen liegen. Dan moet je ofwel héél slim zijn, ofwel héél dom. En in zijn geval is het ongetwijfeld het eerste. Zelfs de FBI kon in zijn eerste onderzoek niets bewijzen, maar zijn ploegmaats brachten hem ten val. Op een heel gemene manier.”
/%23source%2Fwielerrevue%2Fpremium%2F082017%2Fgettyimages-349374.jpg)
Had alles met het libido van de gevallen wielrenner te maken.
Smeets: “Toevallig ben ik erachter gekomen waarom die kerels zich zo gepakt voelden door hun boss. Lance was met de vrouw van Tyler Hamilton naar bed geweest. En zij was niet de enige rennersvrouw waarmee Lance iets gedaan had. Zo zou ook die goedige Levi Leipheimer op de telefoon van zijn vrouw amoureuze boodschappen van Lance hebben aangetroffen.”
Lance als ultiem alfamannetje, laten we vooral niks uitsluiten. Mart zegt zoiets niet voor niks.
Achteraf beweert Smeets altijd geweten te hebben dat Armstrong de ‘boel belazerde’. “Maar ik kon het niet bewijzen,” zegt hij. “Nog steeds voel ik me gepakt door Armstrong (…) Ik ben een apparaat geweest in zijn propaganda-industrie. Als je weet wat sommige renners naar binnen hebben gewerkt, daarmee kan je een olifant op een kabel over Niagara Falls sturen. Als ik mijn leven als sportjournalist onder één noemer zou moeten samenvatten, is het: naïef. Ik ben 40 jaar lang bedrogen geweest. En door Armstrong nog het meest.”
11 juli 1993, de door Armstrong gewonnen etappe ging over 184,5 kilometer, van Chalons-sur-Marne naar Verdun. Het zijn details die eeuwig zullen blijven hangen, althans bij mij.
Kamer 16… Ik ben er met een paar stappen en klop aan. Niet veel later doet de jonge, 21-jarige Lance zelf open.
Hij draagt slippers en heeft een handdoek losjes om zijn lendenen gewikkeld. De doorsnee outfit van wielrenners na afloop van een koers in het hotel. Ik stel me voor, zeg dat we toevalligerwijs in hetzelfde hotel gehuisvest zijn en vraag of hij, als kersverse etappewinnaar, misschien even tijd voor me heeft.
Natuurlijk, zegt Armstrong allervriendelijkst en zwaait de deur voor me op. Binnen word ik voorgesteld aan een masseur; de televisie staat knetterhard aan. Het dagelijkse, meest uitgebreide Tourjournaal begint zo. Lance wijst op een bankstel en zegt dat ik wat hem betreft de hele avond mag blijven zitten. “Maar als je het niet erg vindt hou ik de televisie wel aan, want ik wil geen moment van de herhaling missen.”
Lance gaat liggen op tafel, de masseur gaat aan het werk en ik stel een eerste vraag, over zijn eerste herinneringen aan de fiets.
/%23source%2Fwielerrevue%2Fpremium%2F082017%2Fcorvos_00001273-017.jpg)
29 augustus 1993, een week of zeven na onze ontmoeting op die hotelkamer in Frankrijk, zou de jonge Armstrong gehuldigd worden als nieuwe wereldkampioen, in een kletsnat Oslo. Hij bewees al eerder goed mee te kunnen in wedstrijden als Gent-Wevelgem en Parijs-Nice en naar eigen zeggen reed hij dat jaar nog clean, of wat je daaronder mag verstaan. Niks is wat het lijkt in de topsport en in de wereld van Lance Armstrong al helemaal niet.
Wat ik wél zeker weet: zoals ik de opgewekte Armstrong trof op zijn hotelkamer, die warme augustusavond in 1993, zo zou niemand hem later meer treffen, afgeschermd als de Amerikaan werd voor de boze buitenwereld. En misschien moeten we eerder spreken van een zelfgekozen ballingschap, omdat Armstrong altijd de regie is blijven houden, ook toen er veel te verbergen bleek.
Ik denk dat we alles bij elkaar ruim een uur gezellig hebben zitten kletsen op zijn hotelkamer, over zijn jeugd, zijn carrière en zijn verwachtingen in het leven. Als ik vervolgens, diep in de nacht, veertig regels naar de redactie in Amsterdam heb gestuurd is het veel. Een kadertje over een onbekende coureur van wie we waarschijnlijk nooit meer iets zouden horen. Meer was het niet, dacht ik. Een omhooggevallen kid uit Amerika, de zoveelste eendagsvlieg. De krant gaat ie nooit meer halen. Het grote verhaal ging over die Poolse glasvreter.
Achteraf bezien, zo heb ik mezelf altijd voorgehouden, had ik bij Lance op de hotelkamer beter even in z’n ijskast kunnen kijken, wie weet wat dat had opgeleverd. Een vroege ontmaskering zou hem en ons een hoop ellende hebben bespaard. Nu denk ik weleens: zou Armstrong onze ontmoeting nog herinneren? Waarschijnlijk niet. Ik was slechts één van de vele vliegen. Aan de andere kant: het was voor hem destijds toch ook een soort ultieme doorbraak, zo’n eerste etappezege in de Tour?
Na afloop zat ik ook met heel andere vragen. Zoals deze: hoe gedrogeerd was Armstrong eigenlijk in de Tour van ’93, bijvoorbeeld?
“In die periode waren we min of meer clean,” zou hij later zeggen, in gesprek met Cyclingnews.com. “We namen toen nog geen zware doping, wel cortisonen. Maar of het echt clean was, daar wil ik niet op ingaan. De grote aardverschuiving volgde begin 1994. Plots schakelde iedereen over van low-octane naar high-octane, de zware doping zoals anabole steroïden en bloeddoping. Onze ploeg volgde pas in 1995. We moesten wel. Ikzelf stapte pas in 1996 over naar testosteron. Het voelde aan alsof we geen keuze hadden, tenminste als we wilden meestrijden voor de overwinning.”
Angstaanjagend
Geloofwaardig? Ik twijfel. Mag dat ook? Dat Armstrong glashard kan liegen, recht in je gezicht, en iedereen in de maling kan nemen, heeft het verleden genoegzaam bewezen, hoeveel berouw hij ook heeft getoond.
In het boek Cycle of Lies van de New York Times-journaliste Juliet Macur staat de volgende passage: Hoewel soigneur John Hendershot vertelt dat hij Armstrong kort nadat hij in 1992 bij Motorola had getekend met prestatieverhogende middelen heeft geïnjecteerd, zegt Armstrong zelf dat hij pas doping is gaan gebruiken voor het wereldkampioenschap van 1993.
Vlak na onze ontmoeting dus, die in mijn herinnering inmiddels epische vormen heeft aangenomen. De onschuld was blijkbaar snel verdwenen. John Hendershot, de voormalige verzorger, zei jaren later dat hij met zijn renners ‘de dunne lijn tussen dood van je fiets vallen en winnen’ bewandelde. Angstaanjagende teksten, helemaal met terugwerkende kracht.
De laatste tijd laat Lance Armstrong steeds meer van zich horen, alsof een terugkeer in de wielersport nog altijd tot de mogelijkheden behoort. Zo ontving Tom Dumoulin in de slotweek van de Giro ongevraagd een aantal adviezen van de Amerikaan. Armstrong bleek een liefhebber van Dumoulins stijl, zo schreef hij hem. En was onder de indruk van zijn koerswijze en strategisch oog.
Dumoulin moest zich bergop vooral niet gek laten maken door de demarrerende concurrenten, zei Armstrong. Blijf altijd je eigen tempo rijden, luidde het devies.
In zijn dagelijkse Tour de France-podcast Stages zei Armstrong: “Het is bijzonder wanneer je met rugnummer 181 je eerste grote ronde kunt winnen,” refererend aan zijn eerste Tourzege in 1999, toen hij hetzelfde rugnummer droeg als Dumoulin tijdens de afgelopen Giro.
In de laatste Tour de France maakte Armstrong zich vooral erg druk over het feit dat niet Thomas de Gendt (Belg), maar Warren Barguil (Fransman) de prijs kreeg van meest strijdlustige renner.
Armstrong: “Ik las dat De Gendt deze Ronde duizend kilometer in de aanval heeft gefietst. Ik moest het twee keer lezen: duizend kilometer?! Dat is meer dan een kwart wedstrijd. Barguil won twee ritten en de bolletjestrui. Ik snap niet eens dat hier discussie over is.”
In de bijgeleverde beelden zat Armstrong er ontspannen bij achter de microfoon. In zijn taalgebruik was hij redelijk rauw.
College
Ook bezocht Armstrong recent de Universiteit van Colorado, waar hij niet werd gespaard door de aanwezige studenten. Had hij ook kunnen winnen zonder verboden middelen, werd hem gevraagd.
Armstrong: “Nee. De impact van doping in die jaren was zo groot, dat een constant succes zonder doping onmogelijk was geweest. Ik was inderdaad te agressief met doping, maar bijna elke professionele wielrenner zat in die jaren aan de verboden middelen.”
Hoe kon hij, met alle kritiek die hij over zich heen heeft gekregen, toch met opgeheven hoofd deze collegezaal inlopen?
Armstrong: “Ik ben door een aantal moeilijke jaren gegaan. Op familiegebied, op persoonlijk vlak, maar ook vanuit financieel en wettelijk perspectief. Om eerlijk te zijn was het een complete, kolossale ineenstorting.”
De ene helft van de collegezaal zou hier kunnen zeggen: ‘Weet je wat? De pot op met die vent! Voor altijd!’ De andere helft weet niet wat ze met me aan moeten.
Armstrong: “Het antwoord is dat ik echt niet immuun ben voor alle kritiek, maar dat ik er meer afstand van heb kunnen nemen. Ik realiseer me dat mensen hun eigen mening hebben, dat sommigen ervoor openstaan die te veranderen en anderen niet. Het is echt niet zo dat we met z’n allen naar Saint-Tropez gingen, daar elke dag rosé dronken en vervolgens de Tour de France wonnen. De media is in de jaren na 1993 ook enorm veranderd. Destijds had je alleen krantenverslaggevers en nog niet dat hele leger aan bloggers en websites. Tegenwoordig is iedereen z’n eigen journalist, die een evenement verslaat.”
Ook sprak Armstrong over zichzelf in de collegezaal als ‘kanonnenvoer’, een gewone jongen die werd opgeofferd terwijl ze ook naar een betere oplossing hadden kunnen zoeken. Ik ben bang dat Mart Smeets alleen maar bozer werd toen hij dat las.
/%23source%2Fwielerrevue%2Fpremium%2F082017%2Fanp-5001406.jpg)
Lance Armstrong chronologisch
1993: Op 22-jarige leeftijd wint Armstrong een Touretappe en wordt wereldkampioen op de weg. Het levert hem een bonus op van 1 miljoen dollar.
1996: Nadat kanker is geconstateerd in zijn testikels, wordt Armstrong geopereerd en krijgt hij een chemokuur.
1997: Armstrong begint de stichting Livestrong, die geld ophaalt voor de strijd tegen kanker en hervat de training.
1999: Armstrong wint voor het eerst de Tour de France, er zullen nog zes Tourzeges volgen.
2010: Floyd Landis, die zijn Tourzege uit 2006 moest inleveren wegens een positieve test, bekent doping en beschuldigt voormalig ploeggenoot Armstrong van het gebruik van verboden middelen. Jeff Novitzky van de Food and Drug Administration (FDA) begint een federaal onderzoek.
2011: Armstrong beëindigt in de Tour Down Under zijn wielerloopbaan. Tyler Hamilton verklaart voor het Amerikaanse tv-station CBS dat hij Armstrong zichzelf in de Tour van 1999 EPO heeft zien toedienen. Ook zegt Hamilton dat de internationale wielrenunie (UCI) een positieve dopingtest van Armstrong in de Ronde van Zwitserland onder de mat heeft geveegd.
2012: Het antidopingbureau meldt dat Armstrong al zijn zeges vanaf 1 augustus 1998, inclusief zeven Touroverwinningen, kwijt is en levenslang wordt geschorst.
2013: Armstrong bekent in een interview met Oprah Winfrey dat hij doping heeft gebruikt.