/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2Fcore%2Fpanorama-fallback2.png)
Je hebt eventjes La Course volledig gedomineerd. Dat voelde zeker goed?
“Jazeker, dat voelde geweldig. Het is een van de mooiste overwinningen uit mijn carrière. Zeker om het te doen een jaar na mijn akelige val in Rio de Janeiro, wat mijn mooiste overwinning had moeten zijn. Ik liet in Brazilië voor het eerst zien bergop bij de besten te horen, voor het oog van de hele wereld. Nu zat ook iedereen aan de buis gekluisterd en bevestigde ik die klimmersbenen. Dat was speciaal, zeker omdat je weet dat iedereen kijkt.”
En dan vergeten we maar even de Giro Rosa, waar je twee etappes won en derde werd.
“Dat overtrof volledig mijn verwachtingen. Ik kwam naar de Giro zonder veel koersen in de benen, maar voelde meteen dat ik goed was. In het voorjaar kon ik de besten bergop niet volgen, in Italië wel.”
In de tijdrit zat de Strada Cocciari, met stijgingspercentages tot 30%. Heb je ooit zo’n zware beklimming gehad?
“Wel op de wegfiets, maar nog nooit op de tijdritfiets. Het mooie was dat ik van tevoren een video van de mannen had gezien, die in Tirreno-Adriatico op dat steile muurtje te voet moesten. Ik had de klim verkend en had er dus al een goed beeld van, maar ik moest met de tijdritfiets omhoog. Gelukkig zat er een keer een klimtijdrit in de Giro, het was voor mij niet té zwaar.”
Had je gepiekt naar de maand juli?
“Ja. Ik merk gewoon dat ik wat langer nodig heb om echt in topvorm te komen. Ik reed best een goed voorjaar, maar de grote overwinning bleef uit. Daarna ben ik naar Tenerife gegaan, om daar op hoogtestage te gaan. Ik heb meer geïnvesteerd in het bergop rijden. Dat betaalde zich nu nog meer uit dan dat het eerst al deed.”
Hoe kijkt het peloton naar zo’n ontwikkeling van jou?
“Ik merkte het al in de Giro Rosa: mensen noemen mijn naam als het gaat om bergritten. Vroeger ging het om volgen en beperken, nu gaat het om dicteren. Ik kijk op een profiel van een bergetappe naar de stroken die het steilst zijn: daar moet ik aanvallen en daar gá ik ook aanvallen. Dat is nieuw voor mij en nieuw voor de rest.”
/%23source%2Fwielerrevue%2Fpremium%2F082017%2Fopening_annemiek.jpg)
Je bent dus een klassementsrenster geworden. Bevalt dat, of ben je liever een eendagsrenster?
“Ik ben veel liever een eendagsrenster. Mijn hart ligt veel meer bij de klassiekers en lekker een aanvallende koers rijden dan bij verdedigend rijden voor een goed klassement. Maar misschien lag daar juist wel de uitdaging. Het leven van een klassementsrenster is heftig: je moet tien dagen gefocust zijn. In de Giro Rosa was ik dat één dag niet en daar kreeg ik gelijk een grote tik. Als klassementsrenster heb je ook minder plezier in koersen. Bij eendagswedstrijden sta ik zonder zenuwen aan de start en heb ik zin om erin te vliegen. In de Giro Rosa was het een en al stress.”
Moet er een Tour de France voor vrouwen komen?
“Ik heb daarbij een dubbel gevoel. We moeten geen koersen die we al jarenlang rijden weg gooien voor de Tour. Maar voor de aandacht voor het vrouwenwielrennen zou het goed zijn. Ik doe het daar persoonlijk niet om, maar voor de sport is het een goede zaak. Doe dat tegelijkertijd met de Tour. We zullen altijd een bijnummer zijn, maar ik vind dat geen probleem. We kunnen prima meeliften en liefhebbers van vrouwenwielrennen voorzien van live televisie. De Tour voor mannen is geweldig populair, daar zouden we alleen maar de vruchten van kunnen plukken.”
Is er sowieso genoeg media-aandacht voor vrouwenwielrennen?
“Het zit in de lift, dat is een goede ontwikkeling. We hebben niet te klagen over schrijvende pers en social media, alleen de aandacht op televisie kan nog beter. Maar ook daar zit ontwikkeling in, kijk maar naar de Amstel Gold Race. Ik heb na La Course gemerkt wat het teweeg brengt als je daar wint. Iedereen zag het en de hoeveelheid reacties was bizar. Vrouwenwielrennen wordt goed bekeken, dus meer uitzendtijd is de volgende stap.”
Heeft jouw valpartij op de Olympische Spelen in Rio ook voor meer aandacht gezorgd?
“Dat denk ik wel. Die hele wedstrijd zorgde voor veel spanning en reclame voor het vrouwenwielrennen. Na Londen werd de aandacht al groter, nu door mijn val kwam dat nog meer op gang. Het is net zoals met de verkeerde wissel van Sven Kramer: de teleurstellingen op het hoogste toneel zorgen voor meer aandacht en populariteit. Wat dat betreft had ik mijn val niet slechter kunnen timen. Maar als mijn doel was geweest om meer populariteit voor vrouwenwielrennen te krijgen, had ik het niet beter kunnen timen.”
Denk je nog weleens aan die valpartij?
“Eigenlijk niet, al komt het na het winnen van La Course wel weer terug. Maar het gaat altijd bij me blijven, dat had ik al geaccepteerd. Ik stop het niet weg, maar omarm het. Ik ben trots op wat ik daar liet zien.”
Dacht je er op de Izoard nog aan, toen je ketting er even af lag?
“Nee. Ik had de tijd gehad om hem er opnieuw op te leggen, moest dat nodig zijn. Wel dacht ik aan wat wij als vrouwen altijd hoorden: het gevecht tussen Jeannie Longo en Leontien van Moorsel op de Alpe d’Huez was een stuk geschiedenis voor vrouwen. In de laatste kilometer dacht ik: wordt mijn verhaal van Rio en de Izoard ook jarenlang onthouden?”
Je beklimt die Izoard en als de mannen binnen zijn wordt er gelijk weer geschreeuwd dat je sneller klom dan bijvoorbeeld Thomas Voeckler. Moet dat vergelijken met de mannen niet eens ophouden?
“Daar moeten we zeker mee ophouden. Het is niet vergelijkbaar en in andere sporten doen we dat ook niet. We vergelijken de schaatstijden van mannen en vrouwen niet. Mannen- en vrouwenwielrennen zijn twee op zichzelf staande sporten. We zijn anders gebouwd dan mannen, punt. Vrouwenwielrennen wordt niet populairder door vergelijken, maar door een eigen identiteit. Dat gebeurt niet door hard of zacht de Izoard op te rijden, maar door een mooie koers en sport voor te schotelen.”
Hoe doen we dat?
“De eerste stap: het imago van ‘vrouwenwielrennen is wielrennen met dikke konten’, dat moet weg. Iedereen moet maar eens weten hoe professioneel we bezig zijn met de sport en op welk niveau we rijden. Amateurs bij de mannen kunnen ons echt niet zomaar even bijhouden. Als we wat meer respect kunnen afdwingen, is dat goed. En natuurlijk mag er best eventjes een klimtijd vergeleken worden, maar we kunnen mannen en vrouwen niet volledig spiegelen.”
Danny Nelissen zei dat Tom Dumoulin de eerste Nederlandse Giro-winnaar was. En dat we moeten stoppen met die feministische lulkoek dat Marianne Vos de eerste was. Hoe denk jij daarover?
“Ik ben het volledig met Danny eens. Ik heb me kapot geërgerd aan die discussie. Tom is de eerste winnaar van de Giro. Als we spreken over de Giro, is dat namelijk de Giro voor mannen. Drie weken in mei. Onze Giro is daarmee niet te vergelijken. Tom is de eerste winnaar, punt. Daar hoeven we vrouwen niet bij te halen. Marianne Vos was de eerste winnaar van de Giro voor vrouwen, daar gaan we Tom toch ook niet mee vergelijken? Marianne reageerde heel volwassen op die discussie.”
Waarin is vrouwenwielrennen aantrekkelijker dan mannenwielrennen?
“Als ik dan toch – de laatste keer hè – even mag vergelijken, vind ik het betere aan vrouwenwielrennen dat wij met ploegen van 6 rijden. Daardoor is de koers niet zo te controleren als bijvoorbeeld Team Sky het in de Tour doet.”
Dan het wereldkampioenschap. Jij gaat vol voor de regenboogtrui in de tijdrit?
“Ja, maar dat doe ik net zo goed in de wegrit, niet per se alleen in de tijdrit. Misschien ligt in de wegrit nog wel een grotere kans.”
/%23source%2Fwielerrevue%2Fpremium%2F082017%2Foverlees_1_annemiek.jpg)
Leg dat eens uit?
“Ik ben geen tijdrijder pur sang. Ik kan goed tijdrijden, maar zie mezelf meer als wegrenster dan als pure tijdrijdster. Je hebt dames die zich volledig focussen op dat wereldkampioenschap tijdrijden en daardoor beter zijn. Gelukkig zit er nog een korte, steile klim in het parkoers. Dat vergroot mijn kansen op prijzen in de tijdrit. Er zitten gelukkig 2000 hoogtemeters in de wegwedstrijd. Maar diezelfde klim zit 8 keer in de wegwedstrijd. Hoe zwaarder de koers, hoe meer het op mijn lijf geschreven is. Mag ik trouwens ook nog even wat kritiek uiten?”
Ga je gang.
“Wij moeten dezelfde parkoersen rijden als de mannen op WK’s. Vorig jaar in Qatar reden we niet hetzelfde parkoers als de mannen in zowel de tijdrit als de wegrit. Daar ergerde ik me kapot aan. Wij kunnen prima dezelfde tijdrit rijden – misschien iets korter – en zeker kunnen wij daar in Qatar die wind aan voor waaiers.”
En nu is het weer niet exact hetzelfde, want de mannen hebben aan het einde van de tijdrit nog de steile Mount Fløyen.
“Exact. Daar erger ik me ook dood aan. Een parkoers van 31 kilometer, dat kunnen wij toch perfect aan? Met die prachtige slotklim, dat had ik ook graag gehad. Ze hadden ons prima over hetzelfde parkoers kunnen laten rijden.”
Gaat Nederland in de wegrit weer de hele dag de koers dragen?
“Goed dat je eraan denkt, maar ik ben nog niet met de tactiek bezig. Dat bespreken we in Noorwegen wel met de groep. Maar ach, we hebben zoveel kwaliteit dat we op elk parkoers de wedstrijd niet uit handen geven. Er is te veel kwaliteit om de controle over de koers niet te hebben.”
Maar het hangt dus van de ploeg af. Is er geen tijd om aan jezelf te denken?
“Nou, dat is dus wel een mooi verhaal. Vroeger met Marianne Vos was het onder bondscoach Johan Lammerts simpel: we rijden voor Marianne, er is geen ruimte voor iets anders. Dat was duidelijk. Nu kunnen we met meerdere vrouwen winnen. Bijvoorbeeld in Rio: daar was Anna (van der Breggen, red.) kopvrouw. Ik had me geen illusie gemaakt iets te kunnen in die wedstrijd. Ik had als doel zo goed mogelijk in vorm te zijn. Op die laatste klim vroeg ik aan Anna: ‘Jij zou toch gaan aanvallen? Maar je doet het niet.’ Anna zei me dat ze niet kon en ik voelde me heel goed. Dus dat was voor mij het teken dat ik kon aanvallen. Zo zwart-wit werkt het dus allemaal niet. Je kunt wel je eigen kans grijpen. Maar ik focus me vooral op goed in vorm zijn.”
Word je liever zelf tweede of sta je liever niet op het podium met een landgenote als wereldkampioen?
“Dat is een mooie. Als ik zelf tweede word, maar een landgenote had kunnen winnen: liever een ander wereldkampioen en ik geen medaille. Maar natuurlijk wil ik zelf liever de medaille hebben. Maar als je daarmee iemand de kans om te winnen ontneemt, kan dat echt niet. Als ik in de kopgroep zit en er is een snellere renster mee, rijd ik natuurlijk niet met haar mee. Dan denk ik in het landsbelang. Dat is dan zuur, maar dan moet ik maar in een andere groep terecht komen.”
Liever wereldkampioen op de weg, of in de tijdrit?
“Op de weg. Zonder enige twijfel.”
Maakt het landsbelang dat het Nederlands tenue het mooiste tenue is?
“Ik vind dat zeker het mooiste tricot om in te rijden. Ik was onwijs trots om het Nederlands tenue op de Spelen te dragen. Dat was een grote eer.”
En de regenboogtrui?
“Dat zou een nog grotere eer zijn. Dat is écht het allermooiste tenue. Ik focus me daarom ook volledig op de wereldkampioenschappen. Ik heb geleerd dat als ik ergens naartoe leef, ik er goed kan zijn. Ik werk volledig toe naar de wereldkampioenschappen. En geloof me: ik zal er staan.”