Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Column: over Zandvoort en flirten met de dood

Elke week schrijven Panorama-verslaggevers Jochem Davidse en Micha Jacobs samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: Zandvoort ging niet door.

Zandvoort ging niet door dit weekend

Micha

Complottheorie: die vleermuizen in Wuhan moeten wel familie zijn van de zandhagedissen en rugstreeppadden in de duinen van Zandvoort, toch? Want het is wel héél toevallig dat er een jaar lang actie is gevoerd tegen de grand prix die afgelopen weekend verreden had moeten worden – zogenaamd om de natuur te beschermen – maar dat een of ander virusje te hulp moest schieten toen er tóch groen licht voor de race kwam, denk je niet? Als ik me niet vergis zag ik laatst ook een 5G-mast naast het circuit staan, maar dat terzijde.

Alle gekheid op een stokje:

Zandvoort huilt en honderdduizenden Formule 1-fans met haar. Dit had het jubelweekend moeten worden waar al 35 jaar naar werd uitgekeken, een driedaags autosportfeest waar zoveel decibellen zouden worden geproduceerd dat de spuuglelijke boulevard op instorten zou komen te staan.

Dat er spontaan scheuren kwamen in de muren van die aftandse betonblokken aan het strand die door het overwinningsrondje van Max Verstappen, waarin hij zijn bolide nog harder liet janken dan tijdens de race zelf, het nekschot kregen en zouden verkruimelen tot een hoopje gruis. Win-win, zeg ik.

Maar zo’n feest is het dus niet. En om eerlijk te zijn: zo rouwig ben ik er niet om. Ik mis dat autosportgen en ik weet ook wel waarom. Ik reed ooit in een gele Ferrari F40 – mijn eerste fout: een Ferrari hoort rood te zijn – waarin ik naast de Nederlandse eigenaar – mijn tweede fout: nooit achter het stuur kruipen met de eigenaar naast je – op een Italiaans landweggetje – fout drie – met 240 kilometer per uur – fout vier – en een hoop tegenliggers – en dat is vijf – dat monster op zijn staart trapte, terwijl het zweet onophoudelijk door mijn bilnaad gleed. Ik had geen extra onderbroek meegenomen – fout zes – waardoor ik waarschijnlijk de halve dag voor lul heb gelopen, maar dat interesseerde me weinig. Ik was allang blij dat ik levend uit dat ding kwam, al hield ik tegenover de eigenaar de schijn op dat het misschien wel het mooiste was dat ik ooit had meegemaakt.

Natuurlijk ben ik chauvinistisch genoeg om naar de GP van Zandvoort te hebben gekeken, maar ik heb gewoon weinig met gemotoriseerde snelheid. Het is geen sport, het is niks minder dan flirten met de dood, toch?

Jochem 

De discussie of gemotoriseerde sporten sporten zijn hebben we als ik het mij goed herinner vaker gevoerd. Met heel veel argumenten, heel veel bier en heel weinig uitkomst, dus die sla ik even over. Maar of je er nou van houdt of niet: de GP van Zandvoort was wel het meest bijzondere evenement op onze nationale sportkalender dit jaar. Niet alleen voor raceliefhebbers met historisch besef, maar vooral ook voor de jongste generatie. De populariteit van Max valt onmogelijk te overschatten.

Had men vijftien jaar geleden een grand prix op Zandvoort georganiseerd dan had je de entreekaartjes waarschijnlijk gratis bij een krat bier gekregen. En een paar maanden later ongebruikt in de prullenbak geflikkerd omdat je helemaal niemand bereid had kunnen vinden om zijn vrije zondagmiddag eraan op te offeren. Zelfs in het tijdperk mét Verstappen heb ik mij meer dan eens afgevraagd hoe ze het in godsnaam voor elkaar krijgen om een sport met de snelste raceauto’s en de beste coureurs ter wereld zó voorspelbaar en zó saai te krijgen.

Eerlijk gezegd kon ook ik een klein sliep-uit-momentje niet onderdrukken toen er een streep ging door de grand prix van Zandvoort. Dat gevoel was uiteraard niet gericht op de duizenden fans, maar wel volledig op het idiote Formule 1-circus. Ooit, lang geleden, mocht ik als journalist een weekend lang rondlopen in het paddock tijdens de grand prix van Spa. De wereld waarin ik toen belandde was zo misselijkmakend poenerig, en voelde zich duidelijk zo ver verheven boven alles en iedereen, inclusief haar eigen fans, dat ik daarna jarenlang helemaal niets met de sport (jawel!) te maken wilde hebben. Of het nou gaat om vergunningen, om decibellen, om uitstoot, of om gestreepte platbekpadden of hoe die beesten ook mogen heten; bij de Formule 1 is men gewend zijn zin te krijgen. Maar nu dus even niet. Dat vond ik – op een kinderachtige manier, dat geef ik gelijk toe – stiekem wel mooi. Laatst las ik een interview met Zak Brown, de teambaas van McLaren. Hij vreest dat het coronavirus de Formule 1 in grote financiële problemen kan storten.

Zulke grote problemen zelfs dat het voortbestaan ervan in de huidige vorm mogelijk in gevaar komt. Laten we het hopen.